
LASP PE FOL ATU 9 6 2
T H L A S P I P ERFOL IATUM L
Doorgroeide Boerenkers.
Hoogduitsch: Ohrchen-Pfennigkraut.
Engelsch: Perfoliate Pennycress.
Bloeit: Maart—Mei ©.
PI. 1962.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XV. Ord. I. Tetradynamia. Siliculosa.
Natuurlijk stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Cruciferae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. I, N°. 68.
Soortelijke kenmerken : racemis fructiferis obloDgis, foliis caulinis cordatis, sessilibns, ovarii
loculis quadriovulatis, caule ramoso, seminibus laevibus. Stigma subsessile.
Yruchttrossen langwerpig; stengelbladeren hartvormig, zittend; hokjes van het vruchtbeginsel
viereiig; stengel vertakt; zaden glad. Stempel bijna zittend.
Verklaring der afbeeldingen: a en b. Bloemen, c. Meeldraden en stamper, d. Vruchtje.
e. Geopend hokje.
Groeiplaats : Op akkers en zonnige heuvels, .op kalk- en leemgrond. Voornamelijk in Zuid-Oost
Europa, verspreid in Midden- en Zuid-Duitschland.
N ederland : Op verschillende plaatsen in Zuid-Limburg, ook elders ingevoerd. Reeds sinds 1837
bekend uit den Thomaswaard bij Wérkendam, komt zij ook elders langs rivieroevers voor en werd
mij het hier afgebeelde voorwerp den lO^en Mei 1915 door den Heer H. Heukels toegezonden uit
Beuningen, waar de plant in de jaren 1914 en vooral in 1915 gevonden werd op de zuidelijke
helling van den Waalbandijk door den Heer Joh. Jansen te Malden. In de beide volgende jaren
was het aantal sterk verminderd.