EXIDIA G LAN DULO S A FR. 1950.
E X ID I A GLANDULOSA FR.
Klierdragende Exidia.
PI. 1950.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Seet. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Basidiomycetes. Fam. Hymenomycetes. Sect.
Tremellaceae.
Geslachtskenmerken : Fungi gelatina distenti, tremuli, submarginati vel effusi, saepe papillosi,
strato gelatinoso saepe colorato tecti. Basidia globoso-ovoidea, typioe long. cruciatim partita, apice
sterigmata subquaterna bacillaria ferentia. Sporae reniformes diu continuae, germinaudo bi-plurilo-
oulares, e quoque loculo filamentum brevissimum sporidiolis arete curvatis coronatum gereutes.
Zwammen geheel met gelei gevuld, trillend, eenigszins berand of uitgespreid, dikwijls met papillen
voorzien, bedekt met een geleiachtige, dikwijls gekleurde, laag. Basidiën bol-eivormig, in de typische
vormen overlangs kruisvormig verdeeld, aan den top een viertal staafvormige sterigma s dragend.
Sporen niervormig, langen tqd onverdeeld blijvend, bij de kieming echter zich in twee of vele hokjes
deelend, uit elk van welke een korte draad ontspringt, die eindigt in dicht opeengedrongen gebogen
sporidiolen.
Soortelijke kenmerken: Effusa, subapplanata, crassa, undnlata, nigricans, papillis conicis spiculosa,
subtus cinerea, subtomentosa; sporis oblongis, curvatis, hyalinis, 12 1 4X 4 5.
Uitgespreid, eenigszins afgeplat, dik, gegolfd, zwart, ruw door kegelvormige papillen, van onder
grjjs, eenigszins viltig; sporen langwerpig, gebogen, hyalien, 12—1 4 X 4 - 5 p.
' Exidia glandulosa (M l.) Fr. Syst. Myc. II. p. 224, Hym. Eur. p. 294; Bon. Boeh. t. 48 f. 2;
Bress. fe. F. f. 2—4; Weinm, p. 527; Huss. 11. 42; Berk. Outl.p. 289; Sacc. Syll. V ip . 778;
Oud. Bév. I p. 446; Tremella Buil. t. 420 f. 1; Tr. arlorea Huds. Angl. I I p. 563; Tr. atra Fl.
Dan. t. 884, Tr. spiculosa Pers. Syn. p. 624, Eng. Bot. t. 2448, 2452,.
Groeiplaats: Op boomstronken en dood hont overal in Europa, op de doode schors van Betula
verrucosa bij Mimissinsk in Aziatisch Siberië, in Carolina en in Maine, bq Somerset East m
Zuid-Afrika.
N ederland: Door Oudemans reeds vermeld van Haarlem, Wassenaar, het Westland, Utrecht en
Zuid-Beveland. De afgebeelde plant werd in December 1914 verzameld in het Lisserbosch door
Mej. C. Cool en ons toegezonden met de opmerking dat deze zwam, waarschqnljjk parasitisch op
eiken, in Kennemerland zeer algemeen voorkomt.