MYCENA GALÖPODA PERS. 1944.
MYCENA GALOPODA PERS.
Melkgevende Mycena.
PI. 1944.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Sect. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XX, N°. 1574.
SooRTELioKE kenmerken : pileo membranaceo, campanulato, subumbonato, str iato; stipite gracili
fibriloso-radicato, lacte albo referto; lamellis attenuato-adnexis, glaucescentibus. Pileus 1—3 cm.
la tu s; stipes 6— 8 cm. longus, 2—3 mm. crassus; sporae 10 X 4—5. Sparsa, tenera; pileo stipiteque
(saepe pruinato) nigricantibus, cinereis etc. immo albis, papilla fuscescente.
Hoed vliezig, klokvormig, eenigszins bultig, gevoord; steel tenger, vezelig wortelend, met een
witte melk gevuld; plaatjes met versmalde basis aangegroeid, grijsachtig.
Hoed 1—3 cm. breed; steel 6— 8 cm. lang, 2—3 mm. dik; sporen 1 0X 4—5. Buigzaam. Hoed
en steel (dikwijls berijpt) zwartachtig, aschkleurig enz., op doorsnede wit, bult bruinachtig.
Pers. Fr. S. M. cum syn., Hytn. Eur. p. 149, Coóke Illustr. t. 207, Fl. Dan. t. 1550 f. 2, Berk.
Outl. t. 6 f, 2. Gonn. et Bah. t. 7. f. 9, Batt. t. 28, Sace. Syll. V. p. 292. Oud. B h . I. p. 118.
Groeiplaats: Op vochtigen, met mos begroeiden bodem, overal in Europa en Noord-Amerika.
N ederland: Reeds van verschillende plaatsen bekend, door Oudemans vermeld voor Scheveningen,
Leiden en Driebergen. '
De afgebeelde planten werden door mij verzameld den 3den November 1914 in het Park Braband
onder Diepenveen, in welke gemeente deze Mycena zeer algemeen is. — De exemplaren wisselen
zeer in grootte en in kleur.