
R U B U S S E R R U L A T U S LINDEB.
Klein gezaagde braam.
Hoogduitsch: Klein gesägte Brombeere.
Engélsch: Narrow serrulate Bramble.
Bloeit: Juni—Aug.
PI. 1928.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XII. Ord. III. Icosandria. Polygamia.
N atuurlijk stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Rosaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II, N°. 105.
Soortelijke kenmerken: Poliola serrulata, juniora subtus viridia, terminale e basi subcordata
rotundatum vel ellipticum, apice abrupte subacuminatum. Inflorescentia saepe racemosa, pedicellis
tomentosi-hirtis, setis glanduliferis brevibus et aculeis acicularibus distantibus munitis, saepe longis;
sepala extus cinereo-virentia, post anthesin patentia; petala rosea; stamina glabra; stylus subviridis;
fructus plerumque imperfectus.
Blaadjes klein gezaagd, van onderen ook in de jeugd groen; eindblaadje met uitgeranden voet,
rondachtig of elliptisch, met korte,- plotseling ingesnoerde punt. Bloeiwijze dikwijls trosvormig,
assen viltig behaard, met zeer korte gesteelde klieren en ver uiteenstaande stekelborstels. Bloemstelen
meestal lang. Kelkbladen van buiten grijsgroen, na den bloei afstaand. Kroonblaadjes rosé.
Meeldraden onbehaard; stijlen groenachtig. Yruchtzetting meestal onvolkomen.
Verklaring der afbeeldingen : a. Bloemblaadje, b. Vruchtbeginsels, c. Kelk van achteren gezien.
Groeiplaats: In hagen, tusschen struikgewas, verspreid van Neder-Saksen en Sleeswijk-Holstein
tot in Thüringen, Silezie en Posen, waarschijnlijk wel verder verbreid en naar het schijnt ook in
noordelijk Zwitserland voorkomend.
Nederland : Ook deze braam danken wij aan de welwillendheid van den Heer Schipper, die haar
vond in het wandelbosch te Winschoten, den 8sten Juli 1912.
De plant wordt in de laatste bewerking der Rubi door F ocke (A. und G. VI1 p. 641) gehouden
voor een ondersoort van R. nemorosus Hayne, de algemeone vertegenwoordiger der Sub*silvatici.