
ARTEMISIA CAMPESTRIS VAR. MARITIMA LLOYD.
= ARTEMISIA CR ITH M IFO L IA D. C 1927.
ARTEMISIA CAMPESTRIS B. MARITIMA LLOYD.
(ARTEMISIA CRITHMIFOLIA DC).
Strandvorm der veldalsem.
Hoogduitsch: Strandform des Feld-Beifusses.
Engelsch: Samphire-leaved Artemisia.
Bloeit: Sept.—Oct. 24-.
PI. 1927o
Stelsel van Linnaeus: 01. XIX. Ord. II. Syngenesia. Polygamia superflua.
Natuurlijk stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Compositae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. V, N°. 834.
Soortelijke kenmerken: Zie Dl. XIII, N°. 993.
Kenmerken der variëteit : foliis carnosulis, lacinulis brevioribus, largioribus, convexis, nee subtus
carinatis; caulibus iunioribus valde velutinis; capitulis plerumque maioribus.
Bladen tamelijk vleezig, met kortere en breedere slippen, deze convex, maar zonder kiel aan de
onderzijde; jonge loten zeer sterk behaard; hoofdjes meestal grooter.
Verklaring der afbeeldingen : A. Bloeitak in knop. a. Hoofdje. b. Bladslippen, c. Sterk behaarde
jonge loot.
Groeiplaats : Blijkbaar een strandvorm der gewone veld-alsem. Ik ben er niet zeker van of deze
door Lloyd in 1844 in „More de la Loire” beschreven vorm, dezelfde is als de door Fries in Nov.
Ed. 2. a0., 1828 beschreven variëteit |3 sericea. Is dit werkelijk zoo, wat ik wel waarschijnlijk vind,
dan zou onze plant natuurlijk den laatsten naam moeten dragen. Meestal wordt van dezen vorm
alleen de zijdeachtige blijvende beharing der bladeren opgegeven en over de andere kenmerken
gezwegen.
Nedebland : Deze vorm werd reeds sinds eenige jaren door den Heer Stbüykenkamp te Noordwijk
aan Zee aangetroffen en door hem als verschillend gehouden van de gewone Artemisia campestris.
In begin October 1914 werden mij enkele exemplaren ter afbeelding toegezonden, voor welke
vriendelijkheid ik hierbij mjjn dank betuig.