
LATHYRUS CICERA L.
Cicera-Lalhyrus.
Hoogduitsch: Kicherähnliche Platterbse.
Engelsch: Cicerlike Pea.
Bloeit: April—Juni. ©.
PI. 1992.
Stelsel van Linnaeds: Gl, XVII. Ord. IV. Diadelphia. Decandria.
Natuurlijk stelsel : Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Papilionaceae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. UI, N°. 204.
SÖORTELUKE KENMERKEN I peduRCUlis uniflorie folio brevioribus
latis petiolis anguste alatis, linearibus, omnibus foliifens, folus nmjugis; legummibus matuns
oblongfs, compressie, reticulato-venosis, glabris, subtetraspermis, margme supenore red», anguste
bialato, seminibus angulatis, laevibus. Elores rubn. . . . fl„v,„tblaadies
Bloeistelen eenbloemig, korter dan het blad, naar boven geleed en van kleine schutblaadjes
voorzien; bladstelen smal gevlengeld, lijnvormig, alle met een btedschijf, bladen
peulen langwerpig, samengedmkt, netvormig geaderd, kaal, meestal vierzadig, g
gebogen, tweevleugeligen rugnaad; zaden hoekig, glad. Bloemen roo .
Verklaring der afbeeldingen ; «. Bloem vergroot, met de voorzijde van ■ H U » f l g
rood is. b. Achterzijde van de bloem; achterzijde van de vlag grpslda. c. Zaad, nat. gr. d. Zaad,
vergroot. . .
Groeiplaats: Op akkers en bouwland, in hét Oosten, in Europa slechte in Istrië en Dalmate,
bn het meer van Genève en in Zuid-Frankrijk.
Nederland: In ons land, evenals elders, met granen ingevoerd. Zp werd den 16*- Juli
door den Heer J. Th. Henrard nahij Gorkum gevonden, en mij ter afbeelding toegezonden.