
RUBUS CHLOROTHYRSUS FOCKE.
Groenpluimige braam.
Hoogduitsch: Grünstraussige Brombeere.
Engelsch: Green thyrsed Bramble.
Bloeit: Juli—Augustus. 4 .
PI. 1942.
Stelsel yan Linnaeüs: Cl. XII. Ord. III. Icosandria. Polygynia.
Natuurlijk stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Rosaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. II, Na. 105.
Soortelijke kenmerken : Turiones arcuato-prostrati, rarius scandentes, inferne teretiusculi, superne
angulati, patenter pilosi, sparsius glandulosi vel eglandulosi, aculeis conformibus sat crebris medio-
cribus e basi dilatata reclinatis vel recurvis armati; folia quinato-digitata, petiolo patenter piloso
aculeis recurvis iustructo, stipulis linearibus; foliola omnia petiolulata, grosse et duplicato-dentata,
utrinque viridia pilosaque, terminale ellipticum acuminatum. Kami floriferi elongati; inflorescentiae
elongatae laxae foliis simplicibus interruptae ramuli patentes tenues ultra medium cymoso-partiti,
villosi, aculeati, paree glandulosi, saep'e triflori; flores parvuli, sepala hirta, cano-virentia, albo-
marginata a fructu reflexa; petala parva, oblonga; stamina stylos aequantia, germina glabra.
Panicula fructifera pendula; fructus ovoïdei, majusculi, nitidi (Focke).
Loten bochtig neerliggend, zeldzamer klimmend, onderaan rond, bovenaan kantig, afstaand behaard,
verspreid beklierd of zonder klieren, bewapend met gelijke, vrij talrijke, middelmatige en aan den
voet verbreede stekels; bladeren handvormig vijftallig, bladsteel afstaand behaard en met teruggebogen
stekels voorzien, steunblaadjes lijnvormig; blaadjes alle gesteeld, grof en dubbel getand, aan
beide zijden groen en behaard, het eindblaadje elliptisch, toegespitst. Bloeitakken lang; takken der
lange, losse, met bladeren afgewisselde bloei wij ze afstaand, dun, voorbij het midden cymeus verdeeld,
viltig, bestekeld, verspreid beklierd, dikwijls driebloemig; bloemen klein; kelkbladeren behaard, grijsgroen,
wit berand en bij de vrucht neergeslagen; bloembladeren klein, langwerpig; meeldraden
bijna even lang als de stijlen; vruchtbeginsel glad. Yruchtpluim hangend; vruchten eivormig, tamelijk
groot, glimmend.
Verklaring der afbeeldingen: A. Plant op V* der ware grootte, a. Bloem. ö. Uitgebloeide
bloem. c. Kroonblad. d. Blad, verkleind.
Groeiplaats: Boschplant, die gaarne op eenigszins vochtigen mergelgrond groeit. Bekend uit
Noord-west Duitschland en waarschijnlijk ook in Engeland voorkomend.
N ederland: De afgebeelde exemplaren werden 11 Juli 1912 door den Heer W. W. Schipper
te Fraeylemaborg bij Slochteren gevonden.
De Heer Schipper te Winschoten, onze beste Rubus-kenner, schreef mij dat hij, niettegenstaande
de nauwkeurigste onderzoekingen, een paar vergissingen heeft begaan. Dit is bij een zoo moeielijk
geslacht als Rubus bijna onvermijdelijk; zelfs Focke heeft verscheidene malen zijne meening gewijzigd
omtrent enkele soorten. HetNgevolg is echter dat bij enkele afbeeldingen in deze Flora andere namen