LACTARIUS SC R O B IC U LA TU S SCOP. 1939.
Pokdalige melkzwam.
PI. 1939.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Basidiomycetes. Fam. Hymenomycetes. Sect.
Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XI, N°. 825.
Soortelijke kenmerken: Pileo carnoso, depresso, azono, luteo, margine involuto barbato; stipite
cavo, amplo, scrobiculato-maculato; lamellis tenuibus, confertis, albidis; lacte ex albo sulphureo;
sporis ellipsoideo-sphaeroideis vel subsphaeroideis, 11 —A12 X 8 — 9 vel 10 & diam., echinulatis.
Yulgo amplus, pileo 6—11 cm. lato, primo adglutinato-villoso, udo valde viscido, in apricis expal-
lente; stipite 5—8 cm. longo, 2l/s cm. crasso.
Hoed vleezig, neergedrukt, zonder banden, geel, met ingerolden baardigen rand; steel hol, groot,
pokkig gevlekt; plaatjes smal, dicht bijeen, witachtig; melksap eerst wit, dan zwavelgeel; sporen
ellipsoide bol vormig of bijna kogel vormig, 11 — 1 2X 8 — 9 of 10 & in doorsnede, gestekeld.
Meestal groot; hoed 6—11 cm. breed, eerst kleverig behaard, nat sterk slijmerig, bij droogte
verbleekend; steek 5—8 cm. lang, 21/, cm. dik.
L. scrobiculatus Fr. Epic.- p. 334, Hym. Eur. p. 422; Gill. C. F. cum ie.; Sacc. Syll. V. p. 424;
Oud. Bév. 1 p. 152. A. scrobiculatus- Scop. Carn. I I p. 450; Fr. S. M. 1 p. 62 cum Syn.; Schaeff.
t. 227; Krombh. t. 58 f. 1—6; Weinm. p. 37. A. thejogalus fi Alb. et Schw. N. 608.
Groeiplaats : In vochtige bosschen, voornamelijk dennenbosschen, niet zeldzaam in Europa en te
Bethlehem in Noord-Amerika.
N ederland: Reeds in 1863 door Six te Driebergen gevonden. De thans afgebeelde planten werden
den 12den Augustus 1915 verzameld door de Heeren A. van Luyk en C. N onnekens aan den zoom
van een boschje (geën naaldbosch) in de duinen van Castricum.
Bij a. vindt men de vezels van den rand voorgesteld, bij b. de sporen.