
RDMEX ODONTOCARPUS SANDOR.
Tandvrucht Zuring.
Hoogduitsch: Zahnfriichtiger Ampfer.
Engelseh: Bock with toothed fruits.
Bloeit: Juli—Sept. zt-.
PI. 1986.
Stelsel van Linnaeus : Cl. VI. Ord. III. Hexandria. Trigynia.
N atuurlijk stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Polygonaceae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. I, N°. 64.
Soortelijke kenmerken : Caule alt», usque ad 1 M. longo; folüs iuflmis oblongis vel oblongo-
lanceolatis, saepe apiee basique attenuatis, aeutis vel acumiuatis, K H |||||||g ||H
undulato-crispatis; caulinis apicem versus ex ordine minueutibus, supremis fere lmeanbus, sessrhbus.
Infioresceutiae elougatae contractae ramis laxe vel magis eouferte verfacillatis, saepe mterruptis^
pedicellis sub medio articulatie; perigonü laciniis inferionbus late tnangulan-ovatis, fere aeque
Jongis ac Iatis, a basi ueque ad apicem dentatis, apice brevi et late-toangulari non acuminatis,
integris, omnibus calliferis. ... ...
Stengel tot 1 M. hoog. Onderste bladen langwerpig of langwerpig-lancetvormig, dikwijls aan beide
einden versmald, spits of toegespitst, verwelkend, met meer of minder golvend gekroesden rand;
stengelbladen naar den top toe regelmatig kleiner wordend, de bovenste bijna lpnvormig, Rittend.
Lanle samengetrokken bloemtros, takken meer of minder dichtmat bloemkransen bezet dikwijls
onderbroken. Bloemstelen beneden het midden geleed.
bijna even breed als lang, bijna van den voet tot den top getand, de korte breed dnehoek.ge top
niet verlengd, gaafrandig; alle slippen met eeltknobbels.
Verklaring der aebeeldinoen: o. Vrucht voorzpde, vergroot, ft. Vrucht van terzijde, vergroot, o. Zaad.
A. Bloei wjjze (‘W- .
Groeiplaats: Öp- vochtige plaatsen, in weiden en in poelen, langs wegranden, in Zuid Oost-
Europa; elders aangevoerd;
Nederland : Als aangevoerde plant in ons land waargenomen bij Arnhem, Gorkum, Rotterdam
en Wormerveer. De Heer J. Th. Henrard was zoo vriendelqk mjj in Juni 1914 een exemplaar
van Gorkum toe te zenden.