
CALAMAGROSTIS PSEUDOPHRAGMITES BAUMG.1922.
Oeverriet.
Hoogduitsch: Ufer-Schilf.
Engelsch: River-side Smallreed.
Bloeit: Juli—Aug. 2J-.
PI. 1922.
Stelsel van Linnaeus: Cl. III. Ord. II. Triandria. Digynia.
Natuurlijk Stelsel: Yasculares Monocotyiedoneae. Ord. Gramina.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XIII, N°. 1032.
Soortelijke kenmerken: Panicula patente, valvis anguste lanceolatis in apicem subulatum com-
pressum attenuatis, piHs glumellam superantibus, arista terminali recta valvam dimidiam aequante
vel superante.
Pluim uitstaand; kelkkafjes smal lancetvormig versmald tot een samengedrukten elsvormigen top,
haren langer dan het kroonkafje, naald eindelings, recht, even lang als of langer dan het halve kafje.
Verklaring der afbeeldingen: A. Geheele plant, 1/s der ware grootte, a. Bloem. b. Kroonkafje
met omringende haren. c. Bloemaartje, vergroot.
Groeiplaats: Aan rivieroevers in bergstreken, in wilgenbosschen, op rivierzand, dikwijls ver in
de vlakte verspreid, in Zweden; Duitschland, Midden- en Zuid-Rusland, Boven-Italië, Servië, Bulgarije,
West-Azië, Thibet en Siberië.
Nederland : De hier afgebeelde soort is synoniem met C, littorea DC., die voor onze Flora wel
was vermeld, doch welke exemplaren allen tot andere soorten moesten gebracht worden. In
werkelijkheid werd de soort, een kleine kolonie vormend, gevonden tusschen basalt-blokken aan de
rivier de Merwede bij Gorinchem door de Heéren Henrard en Kloos, in Juli 1913. Later bleek nog
dat zich exemplaren bevonden in het herbarium van de Heeren Wachter en Jansen, gevonden
reeds in 1910 langs de Maas tusschen Rotterdam en Schiedam. De Heer J. Th. Henrard was zoo
vriendelijk mij in Aug. 1914 eenige exemplaren ter afbeelding te doen toekomen.