HET ARDENNER PAARD.
bewijst hoe gering de resultaten waren der îoegepaste systemen.
llet scheen bewczcn, dat het voortdurend mislukken der
Isruisingen te wijten was aan de sleclite merrisn, en men meendc
dat verbetering cerder zoii verkregcn worden door de beste
liengsten van het ras zelf als dekhengsten te gebniiken. Naar
dit denkbeeki werd in 1888 op initiatief der beeren Husson en
François het Ardenner stamboek opgericht. Door dit stamboek
kan men de vormen van het ras vaststellen welke het zekerst
in de afstanimelingen overerven. Deze instelling werd echter niet
gesteund door hen die dit finandeel en moreel moesten doen, en
vond zclfs een vijand in het bestuur der stoeterijen.
Haar principe is echter goed, ni goede ouders ultzoeken
om goede nakomelingen te krijgen, en het verzet tegen deze
instelling is dan 00k onverklaarbaar.
De Commissie in de Cantons werken met geringe huipmiddelen,
maar toch hebben zij vooraitgang te constateeren, men
zict tegenwoordig beter gevormde individúen met een donkergrijze
robe or vossen of perzikkleurige.
Een ander resultaat van het stamboek is, dat het de
stoeterijen vcrzocht hceft om in de standplaatsen van een grooter
aantal Ardennei- hengston te voorzien.
De hippolngen kennen aan den Ardenner de volgcnde
eigenschappen toe. Een intelligent gezicht, een hoofd vol uitdrukking,
breed en droog met vlakken neus. De ooren zijn kort
en goed geplaatst, de hais is kort en dik en sterk begroeid met
manen, de borst is betrekkelijk breed, de rug kort, het kniis
afhangend, de ledematen weinig behaard met soliedc gewrichtsverbindingen,
met breede en vrijliggende pezen, de spronggewrichten
wat klein.
Het Ardenner paard is vooral mcrkwaardig om zijn kracht,
zijn leerzaamheid, zijn gehardheid om vermoeienissen teverdragen,
zijn weerstandsvcrmogen tegen guurheid van het klimaat en tegen
ontberingen, alsmede door zijn buitengewone énergie, welke laatste
eigenschap vooral uitgekomen is in den Russischen veldtocht
In de minst vruchtbare streken zijn de Ardenners klein.
Vouziers waar de bodem vruchtbaarder is Eertijds dienden zij
voor omnibuspaarden, evenals voor rijtuig- en landbouwpaarden.
Professor Beaudeloche van de landbouwschool zegt: »dat
»het ras in een zeer veranderden toestand is, nauwelijks ziet men
•individúen die den invloed eener kruising ontsnapt zijn- In den
•regel ziet men paarden waarvan de bovenboiiw soms goed,
•meestal middelmatig is, de hais dun, de boret smal, zondcr
•borstdiepte, terwijl de lendenen meestal zeer onvoldocndc zijn. De
•ledematen zijn vaak te smal met pezen die veel te dicht tegen
•de pijp onn gelegen zijn, nauwe spronggewrichten, smalle ge-
•wrichten, gebrekkige hoeven, breed en v!ak, over 't aigemeen
•dus een siechte conformatie en dat in onzen tijd nu juist onze
•liarde wegen soliede ledematen en goede hoeven eischen. Dik-
•wijls treft men 00k een minder goeden stand der beenen aan,
•waardoor de gang onregelmatig wordt, waaronder de kracht en
•de snelheid van het dier moeten lijden. Het tempérament is 6f
•te koud ôf te opgewekt, de spieren zijn te weinig ontwikkeld,
•vaak zelfs zwak, zij verfangen veel voedsel on zijn niet gcschikt
•voor het zware wcrk-
»De oorzaken van het vcrdwijnen van het Ardenner ras,
•zegt hij, moeten gezocht worden in de knibingcn met vreemd
•bloed, voomamelijk met het warmbloedige paard, met de be-
•doeling de paarden gi-ooter te krijgen,"
De vcrechillende kniisingcn in de laatete jaren tocgcpast
met de bedoeling het Ardenner ras te verbeteren, hebben tot
resultaat gehad dat zij voor een groot gedeehe vemietigd hebben
do karakteiistieke vormen die nog van liet oude ras waren overgeblevcn.
2ij hebben daarentcgen een heterogeniteit doen geboren
worden die van dien aard is, dat paarden van eenzelfden stal
verschillende vormen vertoonen.
In zijn brochure over het Ardenner paard, waaraan wij
bovenstaande ontleenen, zegt Paruit, dat de reden van het niet
slagen der kruisingen gezocht moet worden in het verwaarioozen
der zoötechnische regels, zooals het niet letten op 't gemis aan
affiniteit tusschen het te kniisen ras en het ras dat ter kruising
gebezigd werd, alsmede aan het over het hoofd zien van geologische
en klimaatinvloeden.
Sedert langen tijd toch weet men dat het kruisen van
dieren, die te vee! van elkander afwijkcn, wat conformatie en
constitutie betreft, dieren doet ontstaan die de goede en de siechte
eigenschappen der twee rassen in zieh vereenigd hebben, producten
die niet geproportioneerd zijn. De kruising van het Ardenner
paard met de Engeische halfbloed, een licht paard, of met een
veel tc zwaren hengst van ander bloed zonder énergie, heeft, op
enkele hooge uitzonderingen na altijd décepties gegeven. Van
dergcHjke kruisingen, krecg men met de Engeische halfbloed
altijd een hoogbeenig paard, dat in het tuig te veel temperament
had, een spillebeen, dien de fokker bijna nooit verkoopen kon,
zelfs niet aan de remonta Met de te zware hengsten zondcr
énergie, kreeg men siecht geproportioneerde dieren, met een zeer
zwarc romp, maar te dünne beenen, ^une constitution molk et
fciírín", met aanleg tot allerlei gebreken. Dergelijke cxtrönie
kniisingen doen het ras niet alleen achteruitgaan, maar slooiien
00k zijn weérstandsvermögen. Om een goede kruising te hebben
moeten de hengsten in algemeene conformatie, evenals in temperament
en constitutie overeenkomst hebben met de merril'n. Dat
de kruisingen met de Ardennere niet geslaagd zijn, was door
't gemis aan overeenkomst in conformatie met de ter kruising
gebruikte hengsten.
Het doei der kruising moet slechts zijn te veïbeteren,
door zekere gebreken te doen verdwijnen, wil men meer, dan
kan raen op mislukkingen rekenen, en beter is het dan om het
oude r.xs in eens gcheel door het nieuwe te vervangen.
Ook de invloed van klimaat en bodem is niet weg te
cijféren, want onder deze invloeden vormen zieh als 't wäre de
rassen. Het is immers door zijn klimaat en door zijn bodem dat
het schoone Normandie, zijn prachtig halfbloed ras onderhoudt,
dat de kleinere, maar toch vruchtbare Streek Boulonnais het type
vormt van het koudbloedpaard, en le Perche dat excellente dier
produceert, dat zoo beroemd is in en buiten zijn land.
Daar de grond aan ieder individu een eigen cachet geeft,
is het als 't wäre aangewezen, zegt Paruit, om den verbetcraar
van den Ardenner te zoeken in het land dat in bodem en klimaat
overeenkomt met dat van den Ardenner. Ingevolge dezen stelrege 1
is het waarachijnlijk, dat de goede hengsten uit het Bretagner
ras en uit de Belgische Ardenncn den Frnnschen Ardenner kunnen
vcrbeteren.
En hadden de Franschc Ardennen nu nog maar dezelfde
soort van bodem over hun gelieele uitg-estrektheid, men zon er
één bepaald type ter verbetering kunnen aanbevelen, doch te
dien opzichte is het noorden van het département vcrschillcnd
van het centrum en dit weer verschilt met het zuiden. Geologisch
kan men dric streken aantoonen. De noordelijke gedeelten van
het arrondissement van Rocroi en van Mézières, boscli- en berg