HET PINZGAUER P
Een laag aangezet zwaar hoofd, met kleine oogen, dikke
korte hais, gekroezelde manen, vlakke, korte schoft, lange, veelal
läge rug, siechte ribbenwelving, voldoend diepe borst, rechte
vlcezige schouders, zeer breede borst, breed gespicten, wat afhangend
kruis, laag aangezetten staart, weinig omvangrijke, vaak van
den normalen stand afwijkende voorbeenen met dikwijis weeke
kogels. De achterbcencn hebben veeial een koehakkigen stand of
zijn sabelbeenig. De spronggewrichten xijn bijna altijd sterk. De
hoeven zijn groot en vlak, Het temperament is traag. De hoogte
varieert van 1.50—1.72 M.
Wat de haarkleur betreft, vindt men zeer veel bonté,
getijgerde en roodschimmeb; 00k vossen en kastanjebruinen ; daarcn-
{egen nimmer zwarte, of lichte schimmek
De algemeene indruk is, dat de Pinzgauer een naar verhouding
van zijn hoc^e, krachtig, breed, diep paard is, dat uitblinkt
door een buitengewoon sterk kniis, maar wiens romp niet
in evenredighcid is met zijn ledematen,
Dit neemt echtcr niet \veg, dat men er hengsten onder
aantreft, wier pijpbeenoratrck onder de knie 23—25V3 c.M. bcdraagt,
ja, dat er jonge veulens aangetroffen worden, die reeds
een pijpomvang van 18-20 cM. hebben.
Men kan het Norische ras gemakkelijk verdeelen in een
lichtere s
nen in Pinzgau; het Noordstierkortcr
van romp en mcer ineensterk
gcspleten en meestal wat
zware soort, een middelmatig
De zwaarete exemplaren vindt
marksche paard is minder zwaa
gedrongen, het kruis
af hangend,
het paard uit Klarinthiä is daarentegen wat hooger
i, fijner van bouw, doch met goede drafactie.
de i
In eenige dalen van KarinthiC treft men cchter ook
implaren aan, doch in 't algemeen kan men ze^en
Karinthie gefokte Norische paarden wat lichter en m'
Men mag echter niet uit het 00g verliezen, dat in ICarinthiS
ook het Oostenrijksche bloed zijn' invlocd op het inheemsche
paard heeft laten gelden. Tegenwoordig fokt men weer met
zuiver inlandsche hengsten.
niet lang geleden was ook de haarkleur een der
karakteristieke eigenschappen van dit ras en moesten het bonte,
moorkoppcn of ijzerschimmels zijn. Voor een vierspan bonte,
maar gelijke hengsten werd destijds een aanzieniijke som gegeven,
Thans is dit anders, nu is de bruine robe de mode, doch men
helt wel weer eenigszins over naar de bonte kleur,
De gebreken, die men bij het Pinzgauer paard menigvuldig
aantreft, zijn zadelruggen, sabelbeenigheid, hazenhakken, reebeenen
en wecke kooten. Men meent cchter, dat deze gebreken meer
door de opvoeding dan uit het ras zouden ontstaan,
De rüg toch is in de meeste gevallen bij de geboorte
goed, doch de verbazend hooge niiven, waardoor het veulcn gedwongen
is kop en hals sterk in de hoogte te stcken om het
hooi te bemächtigen, doet den rug doorbuigen.
Een tweede oorzaak voor het veelvuldig voorkomcn van
zadelrug bij het Pinzgauer paard, is de gewoonte der beeren om
het jonge dier op den leeftijd van cén jaar reeds te berijden, cn
al geschiedt dit nu ook weliswaar maar voor korte oogenblikkcn,
dit neemt niet weg, dat de rug, die nog te zwak is, om dat
gewicht te dragen, moet doorbuigen. Men zou dus Iiier met recht
kunnen zeggen, dat de gebrekkige rug 1
De sabelbeenigheid kan ook al zijn oorzaak vinden in die
hooge ruiven, want het veulen moet de achterbeenen zeer ver
onder het lijf plaatsen ora bij de ruif te kunnen komen en
daardoor worden de banden der gewrichtsbeenderen der achterhand
zóó gerekt, dat de juiste hoek in het spronggewricht verloren
wordt
Meer schuld aan dien siechten stand der achterbeenen heeft
echter de eigenaanüge wijze van Inspannen in deze beigachtige
streken en daarbij het buitengemeen vroege gebniik der jonge
Dat de meeste gebreken niet aangeboren zijn, bewijst ook
het feit, dat die hengsten eo merrifin, die reeds als zuigveulens
in goede banden komen. deze gebreken niet hebben. De goede
eigenschappen van het Norische ras bestaao in de groote trekkracht,
die het bezit, in zijn kalmte, geduld en onvermoeidheid
bij de zwaarste eischen, in zijn vroegrijphcid, gehardheid tegen
het klimaat en weersinvloeden en eindelijk in zijn constante vererving
in de fokkerij,
Meer en meer gaan er stemmen op, om, nu met koudbloedige
rassen geld te verdienen is. dit ras zoodanig te wijzigen,
dat het zijn goede eigenschappen behoudt cn de gebreken verliest.
Verdeeling van arbeid vindt men in het geheele Pinzgauer
fokgebied. In het Salzburgsche b.v. bemoeien zieh de fokkcrs in
den regel niet met de opvoeding hunner veulens, maar verkoopen
ze als jaarlingen aan de rondtrekkende handelaren of op de groote
veulenmarkten te Bischofshoven (19—21 Juni) en Saalfeldcn
(23—27 Sept), van waar de jonge dieren in koppels naar de
Streek van Wels en Ling in Opper-Oostenrijk gcdreven worden,
om ten deeie ondenveg, deels in die Steden aan die boeren verkocht
te worden, welke zieh met de opvoeding onledig houden,
om die veulens als 2- en jiarige paarden weer opnieuw tc verkoopen.
Deze industrie heeft zijn hoofdzetel in het Noord-Oostelijk
deel van Stiermarken en in den omtrek van Wels in Neder-
Oostcnrijk.
In de Streek van Judenburg tot aan Lcoben worden bijna
uitsluitend Pinzgauer hengsten grootgebracht, die op de groote
paarden markten te St Veit in Karinthie aangekocht worden,
leder beer brengt minstens 2 hengsten groot, doch men vindt
ook boerderijcn waar 6 tot 8 hengsten grootgebracht worden.
Hctzelfde, ofechoon op kleiner schaal, vindt men in het
Mürzdal. De opvoeding was tot voor körten tijd uiterst primitief.
Zoolang het weer het tociaat, blijven de jonge dieren op de
Alpcnweiden. Bij het begin van het siechte weer echter worden
ze ondei^ebracht in donkere, vuile stallen, waar ze den ganschen
winter, zonder of althans met zeer geringe beweging, raoeten blijven
of feitelijk een ellendig bestaan hebben.
Het voedsel bestaat in den winter uit haverstroo en hooi
en in enkele streken, zooals b.v. in Stiermarken wordt er maïs
bijgegeven. Met den leeftijd van 2 jaar begint de arbeid en vanaf
dien datum krijgen de jonge dieren, cvenmin als de oudére
paarden de weide ooit meer te zien.
Professor Wilckcns zegt in zijn brochure: »Arbeitspferd
gegen Spielpferd":
'De oorzaken van den ochtervitgang der Pinzgauer paar-
>denfokkcrij in Oostenrijk ligt daarin, dat de Pinzgauer fokkers
•hun beste dieren vcrkocht hebben naar het buitenland. Dienten-
»gevolge worden de nakomelingen voortdurend siechten De bocr
•heeft bovendien zijn weiden dikwijis ovcrvol met vee en geeft
"de beste weiden aan zijn vee, de slechtste aan zijn paarden.
»Zoo is het bv. in Raszfelde in het Gastcinerdal. Hier werden
»des z •s talrijke veulens op h.irde en weinig vruchtbare weiden