1- HONGAARSCHH PAARD.
Hongarije heeft een oppervlakte van 224656 [', Kilometer
en oen bevolking van ii644574 inwoncis.
In liet Noorden, Oosten en Westen verheffen zieh de
Karpathen, in 't Westen iwvendien de uitloopers der Alpen, In
hct inidden ligt de laagvlaktc, verdeeld in de kleine, Opperhongaarsche
vlakte, aan Ijcide zijden van den Donau van Tresburg
tot Komorn ; en in de groote Nederhongaarsche laagvlakte (AlftJld),
gi-ootendeels doorsneden door de Theiss. Deze laatste heeft een
oppervlakte van 97800 L "J Kilom. waarvan 57550 Km-vr^^chtbaar
bouwland zijn, 6900 CT Km. zijn zandlieuvels en moerassen.
Het klimaat is vooral in Alföid zeer grillig. Koude nachten
en tropisch heete dagen zijn danr in den zomcr regol, daarentegen
is de winter zacht te noemen, ofschoon de koude nu en
dan 00k in de Nederhongaarsche laagvlakte streng kan zijn.
Het overige van Hongarije, uitgezonderd de bergstreken,
heeft een zeer aangenaam klimaat, dat siechfs weinig te wenschen
liet, als de ontzettend heete en droge zomers er niet waren.
Zevenburgen heeft in dit opzicht niet te klagen, doch heeft
daarcntegcn cen strengen en langdurigen winter.
Mcn schat de hoeveelheid paarden van Hongiirije op
2081938 Stuka Wat de verhouding betreft van het paardcnbczit
der beeren, der klein- en der grootgrondbezitters, zoo vindt men
in Zevenburgen de me«tc paarden bij de grootgrondbezitters.
Over 't geheelc !and genomen is 85»/» in banden der boeren.
De Hongaarsehe paardenfokkcrij hangt tegenwoordig niet
meer af van de talrijke groote stoeterijen, maar vindt ieder jaar
meer en moer steun in de groote uitgebrcidheid der teelt door
de boeren.
Jammer genoeg kan echter niet even beslist gezegd worden,
dat de paardenteelt der boeren, de hoogste trap bereikt heeft
Rationeele fokkcrij en verpleging zijn, helaas, dikwijls nog uitzonderingen
bij de boeren en in het bijzonder is de Hongaar,
ondanks zijn liefde voor het paard, er maar moeilijk toe te brengen,
eene goede voeding en verpleging aan zijn paarden te geven.
Wat deze behandeling zonder hinder doorstaat, is zeer
zeker van staal, maar hoeveel paarden, die bij eenige betere behandeling
zeer goed zouden zijn, gaan nu tengevolge der siechte
verpl^ing en behandeling ten gronde? Vooral de voeding laat
zeer veei te wenschen en de Hongaarsehe boer geeft hen vaak
niets ab het weinige gras, dat zij op de weiden vinden. Daarentegen
verlangt hij van hen zeer veel dienst, voorai snelheid en
de arme dieren moeten vaak 15—20 uur zonder rust en voedsel
afleggen, een afstand, dien zij met ccn bcwonderenswaardigc
•ausdauer" cn snelheid volbrengen.
Geen wonder dat door zoo'n siechte Ijchandeling en onvoldoende
voeding. alsmede door te vroeg gebruik der jonge paarden,
het Hongaarsehe paard achteniit moest gaan en het weer verbazende
moeite gekost heeft, het tot zijn vroegeren Staat terug
te brengen.
Het Hongaarsehe paard heeft een fraai hoofd, en een langen,
dünnen, somtijds verkeerden hals, een scherpe schoft, i-echte rüg
en Sterke lenden. De heupen steken menigmaal wat uit, doch
het kruis is, althans bij de veredelde excmplarcn, meestal fraai
van vomi. De ledematen zijn fijn maar sterk met de staalharde
pezen. In alles herkent mcn nog de Oostersche afstamming,
en het is bcpaald te betreuren, dat nog zoo merige boer siecht
voederL
Men vindt in Hongarije tal van particulière stoeterijen,
waaivan enkelen een zeer grooten omvang hebben. Een der voornaamste
is de stoeterij EloszflllAs gelegen in het Weissenburger
Komitaat Deze vorrnt inderdaad een vorstelijk bezit, wier imposante
waai'de in hoofdzaak gelegen is in vette akkers en hoogst
vruchtbare weiden. Deze stoeterij dateert reeds uit 't begin der
18' eeuw, en men bedreef daar in de eerste jaren feitelijk halfwilde
paardenteelt, zooals in dien tljd trouwens de meeste stoeterijen
deden.
In hoofdzaak is in deze stoeterij in de laatste jaren Engelsch
bloed gebniikt bij de inlanHsche merriän. In 1869 leed de stoeterij
enorme verliezen door een kwaden droes epizootie, waaraan 170
paarden verloren gingen, Het fokdoel dezer stoeterij is [68—178
C.M. hooge. Sterke, goedgaande koetspaarden te fokken van bruine
kieur. De meeste paaiden hebben een fraaien stekenden draf Paarden
met wat lange rüg, weekc kooteii en holle knicCn komen er
nc^ al eens bij voor.
Een andere stoeterij die op een roemrijk verlcden kan
wijzen, is die van Graaf Ferdinand Zichy. Oorspronkelijk was
deze gevestigd te Läng, i";. uur van Stuhlweiszenbuig en werd
reeds gesticht in de \f eeuw.
Zij verechilde vanaf den aanvang met de andere stoeterijen
der rijke Hongaai-sche Magnaten daarin, dat zij dadelijk een sooi t
edele, groote koets- en rijpaarclen fokte, terwijl bijna overal in
het land, de kleine, edele, vurige Juekei-, en het lichte cavaleriepaard
gekweekt werd. Door dit fokdoel kre^ de stoeterij van
Graaf Zichy naam en de Limgerpaarden werden beroemd om
hun fraaiheid, grootte cn uithoudingsvermögen.
De dekhcngsten waren meestal van Engeische origine, en
kwamen uit de stoeterij van Vorst Esterhazy te Ozora cn uit
lieg, gedeeltelijk oolc uit de Hofstoeterij Koptschan. Uit deze
laatste stoeterij kwam de beroemde hengst »Grimalkin" die buitengcwoon
Sterke en fraaie paarden leverde.
Van af 1855 deed het Engelschc volbloed in deze stoeterij
voor goed zijn intrede.
Beiangrijker is ook de stoeterij te Osora. waar vroeger de
ver buiten Hongarije's grenzen bekende en beroemde stoeterij
van Vorst Esterhazy zijn zetel had, tegenwoordig echter door den
Pachter dezer domeinen Moi itz Bischitz, met hot beste succès rij-
Ozora is een der oudste stoeterijen van Hongarije. Wanncer
zij opgericht is, is niet juist bekend, doch met zekerheid
weet men, dat zij nu reeds meer dan 200 jaar in exploitatie is.
Een regelmatige teelt schijnt echter eerst met het begin der 19'
ecuw begonnen te zijn. Oorspronkelijk bestond deze stoeterij uit
2 afdeelingen n.l, de eigenlijke stoeterij te Ozora en de vrije
stoeterij te Majsa. twec uur van Ozora af. Bovendien bestond er
nog in Felsö Szigeth een geheel wilde stoeterij, waar de paarden
ZOO goed als zonder toezieht zieh voedden en vermeerderdcn.
Zoo vindt men in Hongarije nog een groot aantal particulière
stoeterijen, de een al grooter dan de andere. Behalve de
hierboven genoemde zijn nog beroemd, die van Graaf Féstétics
te Keszthely, van Graaf Hunyady te Urmeng, van Baron Fcchtig
te Lengyel-Püty, van Vorst Schwarzenberg, van de Graven
Bathyany, Caroiy, Palfy, Szecheni en anderen. In Zevenburgen
heeft men nog de stoeterijen der Graven Bethlen, Pelcky, Banfy
Naast Arabische hengsten, maakten al deze stoeterijen in
hoofdzaak gebruik van Engelsch volbloed en hct spreekt van
zelf, dat dit niet zonder invlocd is kunnen blijven op de paardenteelt
van het land zelf.
De Oostenrijksche Staat heeft zeer terecht begrcpen, dat
daar, waar liefde voor het paard den bewoner aangeboren is, het