HET NOORWEEGSCHE P
toen draverijen, naar vastgestelde regelen, gehouden. Ult relsbeschrijvingen
is het bekend, dat de draversport in Noorwegen
reeds in de vorige eeuw bloeide. Destijds had de koopman het
nog niet zoo overdruk in zijn zaak, stoom noch electriciteit maakte
hem onnistig. Hij wijdde zieh met hart eii ziel aan de draversport,
en het was destijds in Christianla •fashionable" zieh om
middagtijd op de baan te bevinden, om te zien, hoe de Patriciers
hun paarden oefenden. Het was vooral in de stad Dramraen. dat
destijds de draversport zeer bloeide,
De rijke iieden beoefenden de draversport uitstuitend en
alleen om de sport Het was de zuivere Gentlemansport, deoverwinnaar
in een wedstrijd won niets dan,,., eer. Op deze wijze
werd de sport gcdrcven tot lang nog in deze eeuw. Men treft
uit dien tijd een naam aan, die altijd in de geschiedenis der Noorweegsche
draversport met eere genoemd zal worden, n.l. Jacob
Meyer.
Groot-koopman en clief der Koninkiijke rijdende burgergarde
in Christiania, werd ritmeester Jacob Meyer in Christiania
geboren den 31 Januari 1781, en stierf daar 14 Februari 1856.
Jacob Meyer steunde de sport niet alieen door geld, maar hij
nam 00k zelf actief daaraan deel,
Hij hield doorgaans een dozijn dravers in zijn stal en
was tot kort voor zijn dood, toen hij reeds 75 jaar oud was, een
ijverig deelnemer aan de dagelijksche draverijen op Björviken
(ostL haven van Christiania).
Onder de dravers van Jacob Meyer, waarvan de meesten
afstamden van Gudbrandsdaler paarden, speciaa! uit het Valedistrict,
muntte bijzonder uit »Sleipnervurg" die in 1829 naar
Stockholm verkocht werd, waar de min den 15=° Maart een
Engelsche mijl in 2.37 aflegde. Dit is een veel korteren tijd dan
de Noorweegsche dravers later per mijl getoond hebben.
Behalve naar Zweden zond Meyer tusschen 1830 en 1840
dravers naar Engeland en Frankrijk, waarvan er eenigen te Caen
geloopen hebben.
Toen Jacob Meyer voor goed de teugels neerlegde, werd
feitelijk een der beste perioden der Noorweegsche draversport
afgesloten. Geen enkel persoon kon dczen man vervangen. De
tijden waren intusschen ook zoover veranderd, dat men nu leefde
in de dagen der spoorw^n, telegrafen en ijsbrekers, en in die
der assodaties. De enkele liefhebbers verdwenen en maakten
plaats voor combinaties en assodaties. De draversport was niet
alleen meer het doel der fokkerij, maar moest nu dienen als
middel ten dienste der paardenteelt
Nadat een vroeger gezelschap opgeheven was, werd 4
Februari 1875 een vereeniging gesticht, g-enaamd >Det Norske
Traver-Selskab" wier doel is de bcvordering der Noorweegsche
draversport en der paardcnfokkerij. Aan deze centrale vereeniging
hebben zieh in den loop der jaren meerdere plaatselijke vereenigingen
aangesloten.
De tegenwoordige organisatie der Noorweegsche draversport
is echter niet zonder strijd tot stand gekomen. De voornaamste
strijd gold de lengte en vorm der banen.
De ouderen van dagen hidden vast aan de korte baan,
de jongeren daarentcgen veriangden afstanden waarop het uithoudingsvermögen
der paarden op de proef gesteld werd, en
daarbij een baanvorm, die het mt^lijk maakte, dat het publiek
den wedstrijd met belangsteliing volgen kon, ni den zoogenaamden
elliptischen vorm. De overwinning kwam aan de jongeren. De
Noorweegsche dravcrebanen hebben tegenwoordig een lengte van
1000 Meter, zijn ovaal en de evenwijdig loopende rechte einden
liggen 100 Meter van elkander verwijderd, zoodat de bochten
een straal van 30 Meter hebben.
De draverijen geschieden bijna uitsluitend op ijsbanen, de
beide zomerbanen in de nabijheid van Christiania zijn althans
in de laatste jaren niet gebruikt.
De kilometer heeft sedert eenigen tijd de Engelschc mijl
in de beoordeeling der paarden vervangeo.
De grondsteen dcr Noorweegsche draversport is gebaseerd
op de belangstelling der fokkers en sportliefhebbers. De lust om
met een harddraver te rijden is op veel plaatsen van het land
van vader op zoon overgeerfd, en het behoort tot den «bon ton"
om bij de groote paardenmarkten op de baan te komen.
Indien de sport den fokkers niet zoo in merg en been
zat, zouden de vereenigingen niet veci kunncn doen, want zij
beschikken geenszins over veel middelen.
De Staat heeft zich nooit veel met de sport bemoeit, en
eerst van af 1895 worden jaarlijks 500 kronen aan .Det Norske
Traver-Selskab" gegeven,
Ook de belangstelling van het publiek voor de inlandsche
draversport is niet veel, Openbare weddenschappen hebben er
nooit plaats, en de totalisator beschouwt men als een wettelijk
ongeoorloofde zaak. De Noorweegsche draversport is dus arm.
: harddraverijen van het land zijn de
winterharddraverijen te Christiania, die in het b^in van Februari
gehouden worden en 2 dagen duren. Op deze harddraverijen
starten ± 100 paarden. De 4-jarigen loopen afzonderlijk, de overigen
nNoorn
opgevoede
n donker-
paarsgewijs naast elkander.
De gewone harddraverijen zijn alleen open v
wegen, Zweden, Denemaxken en Finland geboren e
paarden, doch er zijn ook internationale draverijen v
van aile landen.
In de harddravorijkalcnder nam in 189j Alf, e
bruine ruin, geboren in 1881 met een record van 142, de eereplaats
in. Zijn beste verrichting heeft Alf getoond op de ijsbaan,
doordat hij op 7 Februari 1892 te Frognerkilen bij Christiania
een Engelsche mijl in 244'/« aflegde en daardoor het vroegere
kilometerrecord van 'Kvik" L43 sloeg. Kvik, een sterke, kleine
donkere voshengst, geboren in 1875, stond sedert 1884 aan het
hoofd der record-lijst.
De Noorweegsche draversport is eigenlijk een amateurssport,
van professionele training is geen sprake, de eigenaar bereidt
zijn paard zelf voor, zoo goed als hij dat kan, deels op de
gewone straatwegcn, deels op het ijs. Daarom moet men bij de
beoordeeling der resultaten der Noonvcegsche dravers dit niet
uit het oog verliezen.
Men moet begrijpen, dat de draverteelt in Noorwegen
geen speciale fokkerij is. Het gewone landpaard, het boerenpaard
komt op de baan, en de Noorwegers zijn er trotsch op, dat de
band tusschen draversport en boerenpaardenteelt van jaar tot jaar
vaster wordt. H iertoe hebben de door .Det Norske Traber-Selskab"
uitgesclireven fokdraverijcn en het opgerichte dravers-stamboek
inderdaad zecr veel bijgedragen,
Zooals reeds gezegd is vindt men in Noorwegen 2 rassen
van paarden. Het Westiandsche of fjordras is het oorspronkelijke
paard van het land, is klein en licht van haarkleur, en het Oostlandsche
of Gudbrandsdaler paard, groot en donkerder van haarkleur.
Beide rassen kenmerken zich door beste hoeven, droge
beenen, volhardingsvermogcn en een groote gewilligheid voor
het werk. Zij zijn in verhouding tot hunne grootte uitstekende
tlî|â
fill :