De kruisingen met Engeisch en Engelsch-Arabisch bloed
hebben in de meeste gevallen producían of^eieverd, die nerveus
en fîjn, en kiesehkeurig op het voedsel waren. De resultaten met
Syrisch of Syrisch-Barbarijsche hengîten zijn aJtijd veel beter
ge^veest, en dit gaf aanleiding aan de administratie om naar de
stoeterij te Tiaret een aantal dezer hengsten te zenden, om in
het bloed te blijven en fe te gebniiken tot verbetering.
Er bestaat onder de soorten der paarden verschil in vorm,
naar gelang van het fokcentrum, waar ze geteeld zijn. In de
provincie Constantine (in de omstreken van Sétif, Khenchela,
Tébessa, Batna, Barika) en in de provincie Oran (te Ammi-
Mousa, Zémoi-ah enz.) vindt nien paarden met breede vormen,
gemakkelijk 152—LCO M. hoog wordende, en zeer geschikt om de
luxepaarden, de carossiers en de werkpaarden, die van Europa
komen, te vervangen.
De wijze van opvoeding der veulens is in Algiers bij de
inlandcrs nog zccr primitiei De Inländers toch gcbruiken de
drachtige mcrrien nog lang voor alle werk, terwijl ook de jonge
dieren vcel te vroeg gebniikt worden voor lange ritten en voor
zwaar werk- Onmiddellijk na de geboorte worden zc buitcn aan
een paal vastgebonden of in de buurt der tenten vastgezet, waar
ze, zoodra ze grazen kunnen, het overvloedige gras afgrazeii. Zijn
ze gespeend, dan is gerst de hoofdsehotel van het voedsel, tenzij
de Arabicr dit niet heeft, want de voeding zijner paarden is
eerder in overeenstemming met den rijkdom van den eigenaai-,
dan met de taille, leeftijd en bchoefte van het dier. In het siechte
jaargetijde, en vanaf het oogenblik, dat de plantengroei ophoudt,
als zljnde veibrand door de zon, leven de paarden van een
weinig gerst en van wat stroo, docli op enkele uitzonderingen
na is de voeding meestal karig, dikwijls ellendig.
Bij de rijke stammen vocdert men overvloedig gerst, hooi
en 't stroo van tar\ve, gerst en haver. Gedurende het goede
jaargetijde voedeii zieh hengsten, merrisn en veulens overvloedig
met gras.
De Arabieren van de woestijn en der hoogvlakten laten
hiin veulens herhaaldelijk geitenmelk drinken, vooral tegen den
tijd van spenen, Ook met suiker en dadels zoetgemaakte kameelmelk,
woidt gegeven en 't schijnt, dat deze melk zeer voedzaam
is. Bij de rijke Arabicren, die echter meer en raeer schaarsch
worden, wordt het hengstveulen door de vrouwen en kinderen
verzorgd. Het krijgt daar dadels, brood, meel enz. De meening,
dat die opvoeding veel voorkomt is echter onjuist, daar men ze
alleen aantreft onder die tenten, waar weelde heerscht; in de
meeste gevallen deelt het paard in de eilende van zijn nieester
en wordt niet beter verzoï^d dan dcze zelf.
Met ieder jaar neemt !n Algiers de verboiiw van haver
toe, en langzamerhand neemt dit graan een plaats in onder de
voedsels \-an het paard, wat ten voordeele der fokkerij en opvoeding
is.
De hengstveulens worden van af den leeftijd van 18 maanden
tot 2 jaar bereden door kinderen, om hen te gewcnnen aan
gewicht dragen; vaak laat men lien ook een ploeg trekken. De
Arabieren zijn niet bang dcze jonge paarden te gebruiken voor
een grooten tocht, dikwijls zelfs in snellcn gang, om hun kracht,
woerstand en snelhcid te bcproevcn. Vele lijden door deze proeven
zeei" vcel, maar die zc dooretaan, zijn dan ook de sterkste.
De merriün worden vroegtijdig {op het 2= of y jaar) bij
den hengst gebracht. De verpleging der huid wordt door de
meeste Arabieren zeer verwaailoosd, die in plaats van geregeld
te poetsen er mede volst.-ian, door de dieren van tijd tot tijd
met veel water te overgieten en dan de huid schoon te maken,
Sedert de Franschen deze kolonie bezitten, is de fokkerij
van het muildier er zeer toegenomen. De Europeanen hebben er
zieh tot nu toe weinig op paardenteelt toegelegd,
Het département Constantine, het fraaiste van Algiers, heeft
ook de meeste paarden, Het is een land met bergen, dalen en
groote vlakten, waar men het paard beter kan fokken, dan in de
andere gedeelten van Algiers.
Men onderscheidt er: 1". de Te/i, zijnde de kuststreek van
Bougie tot Calle, zeer arm aan overigens slechts middelmatige
paarden; 2'. de hoogvhkten. gedeeltelijk bebouwd, vruchtbaar,
met groote rijke weiden; 3°, de Hodnn. bergachtige Streek met
oasen; 4°. de teures en de Libran, een opeenvolging van heuvels
met hoogvlakten en een viertal groote, lange, vruchtbare en bebouwde
dalen en 5°. de Sahara, woestijn, bewoond door nomadiseerende
Arabieren.
De paarden van Constantine zijn grooler dan die van
Oran (1.45—1.65 M.), een gevolg van een mecrvruchtbarcnbodcm,
die ook meer kalkhoudend ¡& Ze zijn biecd, met cen droog hoofd,
een weinig gebogen neus, een langen, rechten ofverkeerden hals,
hooge schoft, körte lendenen, lang maar afhangend kmis; de
pezen üggen te dicht bij de pijp, de voorknieSn en sproiiggewrichten
l i^n ver boven den grond en de hoeven zijn klein.
Het paard van Hodna schittert door ecn fraai extérieur
en is ook meer in aanzien, daar het Over 't algcmeen edel is.
Ook de paarden van Aurès zijn zeer gewild. Vroeger jaren werd
hier een zeer uitgebreide paardenteelt bedreven, doch die in de
laatstc jaren plaats gemaakt heeft voor de muildicrteelt
Zeer fraai zijn de paarden van Teil. De Arabische stammen
van die streken, bezitten inderdaad fokmerriCn, die bewonderenswaardig
?ijn om haar taille en haar schoone, groote lijnen In haar
bouw. De provincie Gran is minder bcvolkt met paarden dan
Constantine, doch bczit die Barbarijsche soort, welke de kostbaarste,
zoo niet de fraaiste van geheel Algiers is.
In het Zuid-Oosten der provincie vindt men zeer veei
paarden ; in het Noord-Westen is dit mindei-.
De hier voorkomende paarden hebben, behalvc supérieure
qiialiteiten, een cachet, dat hen van de andere paarden onderscheidt.
Ze vertoonen het zuiverste type van Barbarijsche paarden :
laagbeenig, goed gebouwd; zc zijn zelden hooger dan 1.52 M, zijn
gedrongen van romp, hebben een breede borst en zeer correcte
schouders. De schoft is breed, mg en lenden kort en breed, de
ribben goed gewelfd, het kruis iets afhangend, de staart laag
ingeplant. Het zijn vooral de paarden uit de omstreken van
Ammi-Moussa, die uitblinken door weeretandsvermögen, snelheid
en makheid Deze gaan door voor de beste uit Algiers.
In deze provincie is gelegen de stoeterij van Tiaret, opgericht
20 November 1877, met de bedoeling aan de hengstendépôts
van Algiers cn zoo noodig ook aan die in Frankrijk te
vcrechafien; i". dekhengsten van zuiver Oostersch bloed; 2°. dekhengsten
van het Barbarijsch ras, verbeterd door kruising met
Syrische hengsten. Deze stoeterij is opmerkelijk goed ingericht,
wat in hoofdzaak te danken is aan den Kolonel Brecard.
De stoeterij, die tegelijk ook boerderij is, ligt in de Streek
der hoogvlakten van het gebergte. ver naar hei Westen en is
ongcveer 7 KJvI. verwijderd van het stadje Tiaret-
Ze ligt in een wilde Streek van clgenaardig karakter en
is tegen den Noorden- en Noordwesten wind beschul door een
berguitlooper van den Dschabel Nabal. Naar het Zuiden strekt
zieh ecn gi'oote vlakte uit inet kleine heuvels, tot aan den voet
L