w
H ER DEENSCHE PA ARD.
te mögen verlöten. De ritmeester von Torp bleef directeur en
ward in alles vrijgelaien. De witgeboren afdeeling werd echter,
jammer genoeg, opgeheven. Voor de jonge paardcn werden nii
ruimc loopplaatsen ingericlit, en het aantal fokmerriün tot 30
gebracht, terwijl de directeur naar Rusland gezonden werd om
uit de kcizeriijkc stoeterij te Streletzk 2 Oostecsche hengsten en
2 merrien te koopen, In 1873 was het aantal geklommen tot 82 en in
de eerste helft van het jaar 1875 bedroeg liet aantal 107 stuks.
De hengsten der stoeterij werden door de beeren 00k meer
en meer gezocht, doch over het algemeen Steide het publiek maar
weinig belang in de zaak. Was de deelneming aan de verloting in
1S72 zeer groot, in 1S74 had die daarentegen niets meer te beteekenen.
De heer Tietgen zag in, dat de stoeterij hem jaarlijks meer
geld zou koston, en besloot daarom in 1876 zieh van alles te ontdoen.
In Mei van dat jaar werden alle paarden publiek verkocht
En hiermcde eindigt de geschiedenis van de oude, destijds 200
beroemde Frcderiksborgerstoeterij,
Grooten invloed op de paardenfokkerij der beeren hceft
deze stoeterij niet gehad, en toch zijn er bij de paarden in het
noorden van Seeland nog duidelijke Sporen aanwezig van het oude
stoeterijbloed. De laatste afstammeling der oude stoeterij, die door
een commissie van Noordseeland gekocht was, was .Hamlet" en
deze heeft een sterk overervingsvermogen gehad en zijn model
in hooge mate op zijn nakomelingen overgebracht Deze hengst
werd op de jaarlijksche Staatstentoonstelling ingeschreven als te
zijn: .Een zeer elegante hengst, met goed gebouwd lichaam, goed
geproportioneerd hoofd, goed gepiaatste en fraai gedragen hals,
goede beenen en regelmatige bewegingen,"
Bij de krachtproef legde hij de 3'/, kilometer ondankszijn
hoogen leeftijd steeds in 9 minuten in draf af
Zooais gezegd, had de beroemde stoeterij geen beteekenis
voor de algemeene paardenfokkerij, zelfe niet toen de koningen
jaarlijb eenige henpfen voor de merrien der landbouweis afetonden.
Met het begin der negentiende eeuw ging de ontwikkeling \'an
den boerenstand niet reiizensch reden vooruit, en met de toenemende
welstand ontstond 00k meer belangstelUng voor paardenfokkerij.
De koninklijke hengsten werden meer gebniikt en de
paarden beter onderhouden. Het best ontwikkelde zieh de teelt
in het noorden van Seeland, waartoe de nabijheid der stoeterij
zeer zeker bijdroeg. De Staat begon na 1850 jaarlijks meerpremien
te geven voor goede hengsten, doch daar niet met een bepaald
fokplan gewerkt werd, hebben deze geldclijke offere niet dat nut
gedaan, die zij onder andere omstandigheden zeker gebracht hadden.
Er is voor eenige jaren eene vereeniging opgericht tot beVoldering
der edele paardenfokkerij, doch behalve wedrennen die voor
de algemeene fokkerij geen beteekenis hebben, heeft deze vereeniging
niets gedaan voor de teelt van het koudbloedige paard, met uitzondering
van het geven van subsidies voor den aankoop van hengsten.
In 't algemeen kan men van het paard op Noordseeland
zeggen, dat het is middelmatig groot, het een edel hoofd heeft
met heldere oogen. De meestal wnt zware hals wordt goed gedragen,
de ligging van den schouder is goed, de schoft is rond, het lichaam is
goed gesloten in de flanken, maar de rüg is wat week en ook de lenden
zijn niet to best Het knils is breed en tamelijk lang, de Sterke beenen
konden onder de voorknieen wat bi eeder zijn, de achterbeenen zijn wat
week in de kooten, de gangen zijn ruim en de drafactic is tamelijk goed.
In de laatste jaren is vooral op Seeland de liefhebberij
voor paardenfokkerij sterk toenemende, en op de jaariijksche tentoonsteUingen
ziet men gaandeweg meer en meer veredelde hengsten,
en worden deze tentoonstellingen door duizenden bezoekers bezocht,
vooral op den dag dat de hengsten de krachtproef moeten afleggen.
Ofschoon nu bij het bekrönen der fokdieren gelet wordt op
kracht, weerstandsvermogen en goede, regelmatige drafbe^vegingen
en iedere eigenaar er trotsch op is een paar fiinke dravcrs met
schoonen gang te hebben, duurde het toch tamelijk lang eer de
gedachte ontstond, door harddraverijen de ontwikkeling en veisterking,
der den paarden aangeboren geschiktheid tot draven, en
daardoor de paardenteelt van het land te verbeteren en te veredelen.
In Juni 1885 werd een Deensche harddraverijvereeniging
opgericht Een baan werd aangelegd een weinig ten noorden van
Kopenhagen, aan den straatweg naar Lyng bij Helsingör. Hierop
werden den 6~ en 8"" September 1885 de eerste harddraverijen
gehouden. Op deze baan hield de vereeniging zijn draverijen tot
1890 onder steeds stijgend succès. De meeste paarden die declnamen
waien echter vreemde, in hoofdzaak buitenlandsche paarden, waarvan
Noorwegen en Rusland het leeuwendeel hadden.
Op het eind van 1890 kwamen de eerste Amerikanen op de
baan en wel twee paarden van den heer Chr. Hanse, n.l. de tweejarige
hengst .Cromwell" en de driejarige merrie .Kate S".
In April 1891 ontstond uit de oude draverijvereeniging een
nieuwe n.L .Det Dawske Travselkab" (de Deensche harddraversclub)
en reeds 24 Mei opende deze club de nieuwe baan te
Charlottenland. Deze baan was beter met de hoofdstad verbonden
en prachtig gelegen, n.l. in deonmiddellijkeresidenties van den koning
en van den kroonprins en in de biiurt der talrijke villa's van Ordrup.
Van uit dit nieuwe centrum heeft de draveissport zieh in
Denemarken met reuzenschreden ontwikkeld, doch op de fokkerij
der koudbloedigen is de invloed steeds gering gebleven.
Voor den Deenschen fokker biijft nog veel te verbeteren.
doch in JuUand erkent men de gebreken die vroeger begann zijn,
en met ernst is men de verbetering begonnen. De zwaarste en beste
paarden vindt men in de omstreken van Thy, Salling en Randers.
In de laatste plaats hebben groote markten plaats, waar men goede
4jarige trampaarden koopen kan. Q.
DE AMERIKAANSCHE HARDDRAVER.
(e -
inerika kan er zieh tegenwoordig op liei-ocmen
nelste harddraver ter wercld te bezitten,
en het mecst interessante hiervan is,
dat dit snellc paard hoofdzakelijk een
product der negentiende eeuw is.
In het werk .Horse breeding"
van J. H. Sanders, zegt de schrijver o. a.:
»In onze Amerikaansche paarden is in rijke hoe\celheid
»aanwezig het bloecl van het Engelsch volbloedpaard. Zeer x-eel
.beste hengsten en merriön uit Engeland zijn in Amerika inge-
.voercl, en hun Invloed is nog dagelijks te zien. Zeer duideiijk is
'het waar te nemen in ons draversbloed, en het is aan twijfe!
•onderhevig of er wel een harddraver in Amerika is, die in zijn
.afstamming geen volbloed bezit."
Bekend is het, dat in de oostelijke distrlcten van Engcland
reeds in de vorige eeuw harddraversmalches gehouden werden.
Na de Performances van de beroemde hackney-merrie PheHnnietia
in !8oo vermeld te hebl>en, schrijft Mr. Leslie E Maclead in .thc
national horee of America": «De conclusie is, dat de Engeischen
het materiaal bezitten, waariiit goede harddravei-s gufokt cn
gevormd kunnen worden."
Het schijnt inderdaad een feit le zijn, dat de Amerikanen de
harddraverssport begonnen terzelfder tijd loen deze in Engeknd ophield,
en door Engelsch materiaal met het hunne te gebruiken, hebijcn
zij de harddra\ eiisoort tot groote volmnaktheid wcten te brengen.
In 1802 werd te New-York de wet iiitgevaardigd, waarbij
het verboden werd met paarden te rennen of to harddraven,
doch in :82i werd deze wet ingetrokken en toen toegestaan. dat
in Queen's Coimtry en Long Island harddraverijen mochten
plaats hebben. Ook in andere Staten waren elgenaardige bcpalingen
gemaakt, maar haiddraven werd ovcral toegelaten, rennen
daarentegen niet De smaak en de zin der Amerikanen werd
hierdoor geheel op harddraven gezct.
Het Engclsche paard, dat het eerst een dei- belangrijkste
factoren werd, was »MÜSSENGEU".
Messenger Staat in het Stambock, als tc zijn van Mambrino
uit een merrie door Turf, van Regulusmcrric door Starling uit
Snap's moeder door Fox. HIj werd geboren in 1780 en was een
Schimmel evcnals zijn vader Mambrino: hij was slechts ;j.3 hands
hoog. In 1788 ging hij naar Pliiladelphla in de Vereenigde Staten.
Zijn vader Mambrino was gefokt door Mr. John Alkinson of
Scheies nabij Leeds in 1768, cn werd in 1771 verkocht aan I-ord
Grosvenor. Hij was van Engineer (zoon van Sampson) uit eene
merrie door Old Cade. Het is be\vezen, dat ook Mambrino naar
Amerika gezonden is, en dIt het begin is gewecst der fokkerij
van het fijnstc rijtuigpaard cn harddraver, die ooit in het land
gefokt is.
Sampson de grootvader van Mambrino was een zwart
paard van groote maat Lawrence schrijft daarvan, dat het t
sterkstc paard was, dat oeit rende. HIj was y'/i hands hoog
en men zegt er van, dat hij met 15 of 20 stone op den rug in
Staat geweest was Flying Childcrs en Eclipse te slaan. Sampson
werd in 1745 geboren en in het stamboek Staat hij ingeschreven als
te zijn van Blaze (een zeon van Childers) uit Hipmare door Spark-
Messenger ging dus in 1788 naar Philadelphia. Cedurende
dc eerste 6 jaren \'an zijn verblijf in Amerika bleef hij in
Pennsylvanie en New-Ycrsey en daarna in Long Island, in
Dutchess, Winchester en Orange Counties, New-York en New-
Yci-sey tot aan zijn dood bij Ostcr Bay, Long Island in 1808.
De kroon op zijn twintigjarigen arbeid in Amerika was de
nalatenscliap van een ras van snel loopende paarden van buitengewone
excellentie, en zooals hij zelf zijn deugden van zijn
vader erfde, zoo deed hij ze aan zijn zoons, en deze weer aan
hun kinderen overerven, zoodat men op den huidlgen dag van
dezen stam de vlugste en beste dravers heeft.
Dc meestc beroemde zoon van Messenger was .\famMno
(genaamd naar zijn greotvader). Dit was een lichtbrulne, geboren
In 1806 uit een dochter van den ingcvoerden Soor CrouL Hij
heeft nooit geharddraafd en werd zoo weinig geteld, dat men
hem haast in de geschiedenis niet vermeid vindt