.1
HET RUSSISCHE WERKPAARD.
dit tehuis behoorde in de steppen van CentraaI-Aziê, waarvan
een groot gedeelte thans aan Rusland toebehoort, zoo is Rusland
dan ook de bakermat van alle paardenrassen in 't algemeen.
Van uit Centraal Aziö zi}n de paarden vcrspreid geworden
Over Europeesch Rusland en later over Westelijk Europa.
Alle Russische paarden zijn ôf steppenpaarden 6f stammen
er van ai alleen de stoeterijpaarden niakcn hierop een uitzondering,
Men moet onder den naam van steppenpaarden verslaan,
die, welke geboren worden in de steppen, vrij rond leven in
hboHues (kudden van paarden) en zieh gedurende het geheele
jaar of het grootsfe gedeelte van het jaar voeden met het gras,
dat op de steppen groeit Tot deze catégorie behooren al die
paarden, welke men wilde paarden noemt, of die tot wilde geworden
zijn, door de zoigeloosheid van hun eigenaare, dan de
half wilde paarden der Nomadische stammen, zooals der Kirghizen,
Kalmukken enz- en eindelijk de paarden van den Don en
den Caucasis.
Het meerendeel der Europeesch-Russische paarden, onder
anderen ook de paanîen der beeren, zijn paarden, die niet meer
tot de steppenpaarden gerekend worden, maar die er sedert körten
of langen tijd van afstammen.
Onder de Russische werkpaarden neemt de Biijoeg de
eerste plaats in. Zij dragen hun naam naar de rivier Bitjoeg,
die het district Bobrow doorstroomt, welk district gelegen is in
de provincie Woronesj. Zij zijn ontstaan, in het begin der vorige
eeuw, uit eene kruising van Nederlandsche hengsten, die door
Peter de Groote van uit ons land naai' Rusland gezonden waren,
en uit inlandsclie merriên.
Later, na de stichting van de stoeterij Khvénovoyé, is dit
ras verbcterd door het bloed der Orlowdravers.
Sedert dien tijd is het Bitjoeg-ras niet alleen in particulière
en Staatestoeterijen gefokt geworden, maar ook hoofdzakelijk door
de beeren der provinciön Woronesj en Tambow- Zoolang deze
provindes groote, plantenrijke weiden bezaten, was het ras zeor
voorspoedig, maar sedert het grootste gedeelte der weilanden
omgevormd geworden is In bouwland, worden de Bitjoeg-paarden
kleiner en kleiner, en verliezen zichtbaar hun karakteristiek type;
wat dan ook de oorzaak is, dat men op den huldigen dag de
wäre Bi^oeg-paardcn alleen nog vinden kan in de stoeterijen of
bij de rijke boeren.
Het dorp Ckouvàska in de provincie Woronesj, is onder
anderen beroemd door zijn Bitjoegs.
De Bi^oeg is het eenige Russische paard voor zwaar
trckwerk, zijn taille is l.öfi M. tot 1.70 IVL, het hceft een Sterke
constitutie en is goed geproportioneerd. De borst is brecd, de
geheele romp zwaar, de rüg wat lang maar sterk, het kruis rond
of een weinig afliellend, somtijds gespleten. Het hoofd is middelmatig
groot, veelal ramskop en voorzien van groote oogen, De
hals is massief, vleezig, niet te kort en wordt voldoendc hoog
gedragen. De manen, staart cn vetlokken zijn lang- De storke en
gespierde beenen liebben kortc kooten, de hoeven zijn zeer sterk.
De kleur is bont, roodschiinmel, Schimmel, bruin, vos of zwart.
De Bitjoegs zijn sterk, energiek in het werk, en hebben een groot
weerstandsvermogen, daarbij een zacht en gehoorzaam karaUter.
De gangen zijn ruim cn regelmatig, velen hebben zelfs een
r de niet bestrate wegen in Rusland e I groot
excellenten draf, waardoor 1
zwaar trek\verk gebruikt, ni
zooals voor rijtuigpaard.
r ook
dan ook niet alleen voor
voor lichtere trekdiensten,
Ondanks zijn groote kracht (hij trekt 2500—3200 kilogr.
I meer) is de Bitjo^ niet zoo zwaar als andere koudbloedige
rassen, wc
voordeel i;
De Bitjoeg heeft een opgewekt humeur en vluggen stap
en maakt dat al deze eigenschappen hem voor Rusland zeer
geschikt doen zijn.
Bovendien zijn kruisingen met andere koudbloedige rassen
niet meegevallen, althans met de Percherons en de Clydesdalere.
Dr. de Simonoff zegt, dat men zieh in Rusland moest houden
aan het spreekwoord, »het goede niet te verliezen door naar het
betere te zoeken" en het daarom beter was het goeden deugdelijk
bevonden eigen ras, dat door venvaarloozing aan het vcrdwijnon
is, te trachten te verbeteren, dan vreemde rassen in Rusland te
brengen, wat altijd een gewaagde en dure geschiedenis is.
De in tSQi te Petersburg gehouden tentoonstelling heeft
aangetoond, dat de pogingen tot verbeten ng der Bitjoegs, door
kruising met Percherons en Clydesdalers niet gelukkig geweest
waren, De paardenkenners vonden zelfs de bekroonde kruisingsproducten
te zwaar, inet weinig harmonie en over hun geheel
vrij Icelijk.
Om tot een goed resultaat te komcn zegt Dr. deSimonoff
dient men een ras te kiezen, dat meer gelijkt op en ook meer verwant
is aan het Bitjoeg-ras. De afgetreden directeur der Staatsstoeterijen
Giaaf J. J. Vorontzow-Dachkow was begonnen met
te trachten de Bitjoegs te verbeteren door kruising met Deensche
paarden. Hij heeft uit Denemarken hengsten ingevoerd, die, wat
bouw en vormen betreft, veel op de Bi^oegs gelijken. Daar nu
beweerd wordt, dat er onder de voorouders der Bitjoegs ook
Deensche hengsten waren, en in de Orlowdravers ook Deensch
bloed zit, ZOO lijkt het niet zoo vreemd dat Denen en Bitjoegs
wel iets op elkailr gelijken.
De naam U^atkas geeft men aan die kleine, Sterke, intellig
ente en volhardende paarden, die men fokt längs de oevers der
rivieren Kama en Obva in de provincilin Wjatka, Perm cn in
het noordelijk gedeelte der provincie Kazan.
Dit ras is het product van een kruising der inlandsche
paarden met de Estlandsche kleppers, die onder de regeering
van Alexis Mikhailowitch en Peter de Groote daarheen gebracht
werden. Later is ook het bloed der Einsehe paarden er bijgekomen.
De Wjatka's, een gemiddelde taille liebbende van 142 M., zijn
sterk en goed geproportioneerd, hun beenen en hoeven zijn zeer
solied, hun extérieur is tamelijk fraai, hun karakter zacht en
gehoorzaam. hun gangen snel.
De Wjatka's die gefokt worden längs de oevers der rivier
Obva, worden genoemd Oövii/ia's en die uit de provincie Kazan,
fCiisaii/ias. De besten zijn de Oàviiii'as die ook grooter zijn, daar
de Kmnnia's slechts een taille hebben van 1.25 à 1,35 M.
De prins Galitzine, die in 1711 naar Pinéga, een stad in
de provincie Archangel, verbannen wcrd, verplaatste daarheen zijn
stoeterij uit de omstrcken vau Moscou. De boeren die bngs de
rivieren Pinéga en Mczen woonden, maaktcn voor hunne inlandschc
mcrrien gcbruik van de hengsten uit die stoeterij en daardoor
ontstond een ras van paariien, bekcnd onder den naam van het
Mézcnsche ras,
Er zijn echter hippologcn die bewercn, dat dit ras in hoofdzaak
ontstaan is uit Deensche hengsten, die in 1768 op last van
Keizerin Catherina II naar de provincie Archangel gezonden werden.
De Mézensche paarden hadden een middelmatigc taille
(ongeveer 1.50 M.) en kenmerkten zieh door hun robuste constitutie
en goede gangen. In hun extérieur geleken zij op de Einsehe
paarden of op die van Wjatka.