r RUSSISCHE HALFBLOEDPAARD.
Jaren achtereen was hij de voomaamste dekhengst in de
stoeterij te Khrénovoyé, nalatende een zeer talrijk nageslacht, allen
met de kaiakteristicke kenmerken van het Orlow-rijslag,
In hoofdzaak is dit ras ontstaan uit kruising van Arabisch
met Engeisch bloed, doch ook harddraversbloed is er onder
gemengd (dus ook een honderdste Deensch en Nederlandsch
bloed) aismedc cen weinig inlandsch Russisch bloed
De paarden van het Orlow-rijslag waren middelmatig van
taille, 1.60 M. en hadden een zecr fraai extérieur.
Velgens kenners reprcsenteerden zij het beste type van
manègepaard, 2ij hadden het prachtige Arabische hoofd met
kleine ooren en levendige oc^n, een voldoend diepe borst, rechten
rüg, mächtige lenden, goed ontwikkeld kruis, met sierlijk
gedragen staart. De dijen waren zeer sterk ontwikkeld, de ledematen
fijn maar droog en gespierd, de kooten sterk, de hoeven
solied. De gangen waren gracieus en elegant, ter\vijl het temperament
vurig, maar het karakter zacht was.
In 1802, eenigen tijd na de stichting der Orlowstoeterij,
werd door Graaf Rostoptchine ook een stoeterij voor rijpaarden
opgerieht
Oorspronkelijk werd deze stoeterij ook in de omstreken
van Moscou gevestigd, in het dorp Voronovo, doch een weinig
later werd zij overgebracht naar de provincie Orel en in 1815 in
het dorp Annenkovo in de provincie Woronesj voor goed gevestigd.
Het rijpaardenras van Rostoptchine ontstond uit vier Arabische
hengBten: fCaäi, Dragou/e, Käisnak en Rickarte, allen in
de omstreken van Mekka aangekocht, en uit Engeische volbloedmerrien
door kennere gekozen.
Later gebruikte men in de stoeterij ook Perzische, Turksche
en Engeische hengsten <onder de laatsten was de beroemde
Piker\ De paarden van het rijslag Rostoptchine kenmerkten zieh
ook door hunne elegante vormen en door hunne sierlijke bewegingen,
maar zij waren kleiner van taille dan het Orlowras, daar
zij zelden grooter waren dan 1.56 M. en de meesten niet meer
dan 148 à 1,51 M. haalden.
De stoeterij van Graaf Orlow en die van Graaf Rostoptchine
werden in 1845 door den Staat aangekocht en de paarden
van de stoeterij Rostoptchine naar Khrénovoyé overgebracht.
Van af dien tijd werden zij gekruist met Orlowpaarden
en als zijnde minder constant dan deze, waren zij al spoedig als
't wäre in Orlowers omgevormd.
Toen de afdeeling rijpaarden in de stoeterij te Khrénovoyé
gesupprimeerd werd, bracht men dit slag over naar de stoeterij
Maar het zuivere Orlowras wenschte men niet langer te
behouden, men had thans andere idealen en tegenwoordig vindt
men zoo goed als geen paarden meer van dit typische ras.
Ten einde de moderne rijpaarden meer taille en meer
type te geven heeft men aan het Anglo-Arabische bloed, to^evoegd
het bloed van rassen van meei-der omvang, zoo ook
dikwijls genoeg dat van harddravers.
Het fokken van Engeische en Arabische volbloedpaarden
door de Staatsstoeterijen geschiedt enkel voor eigen behoeften,
met het doe! in de behoefte aan halfbloedpaarden te voorzien of
er andere rassen mede te verbeteren. De volbloed-Arabische
paarden bevinden zieh in de stoeterij te Strélétsk, en de volbloed-
Engelsche te Dèrkoul en te Yanova
Met hetzelfde doel, dat wil zeggen in hoofdzaak tot het
fokken van halfbloedpaarden, fokt men volbloed-Arabische en
Engelsche in eenige particulière stoeterijen.
HET ANDALUSISCHE PAARD.
wat zijn paardenteclt betreft
zeer steik achteiiiitgegaan, en hot in
vroeger dagen om zijn kracht, fraaiheid
en elegantie beroemde Andalusische
paard, het ideaal der paardenfokkeis
der zestiende en zeventiende
eeuw, is tlians, ofschoon nog niet
geheel uitgestorven, toch nog maar sporadisch in Spanjo te
vindcn.
Van alle Spaaiische paardenrassen bezat eeuwen lang dit ras
den besten naam. Er is een tijd geweest, waarin bijna alle andere
Europeesche rassen door Andalusisch bloed veibeterd en veredeld
werden- Te betrcurcn is het dat dit fiero ras vanaf het bogin der
negentiende eeuw meer en meer achteruitgegaan is, zoodat er op
den huldigen dag niemand meer aan denkt om AndaiusIsche
hengsten als rasverbeteraais te gebruiken.
Het klimaat on den bodciii van alle Zuld-Spaansche
pio\-incien zijn voor paardenfokkerij ontegenzeggelijk zeer gunstig
en diuir konden ook thans, even goed als vroeger, veel edelc
paarden gefokt worden, indien mon siechts wat meer zorg nan
de teclt bestcedde.
De muildierfokkerij heeft ook in Andalusia, evenals in do
mecste andere pmvincli-n van Spanje, de paardenteclt zeei- \'eel
kwaad gedaan, en slechts op weinig plaatsen wordt de paardenfokkerij
thans goed en omvaiigrijk gedrei-eri.
Hot edelo Andalusische ms is echter in Spanjo niet verclwencn
door allerhande kniislngen, zooals in andere landen veel
met goede inheemsche rassen is geschied, maar het ging gelijkinatig
achteruit met het verminderen van de macht en den
welstand van zijn vaderland. Slechts onder Karel III werden
omvangrijke kruisingen met Napelsche, Normandische en Deensehe
hengsten, tot verbetering der paardenteelt in Spanje
beproefd, doch spoedig weer opgegevcn omdat de resullaten
siecht waren.
Dat de paardenteelt moet achterultgaan als het land in
kracht en welstand vermindert, spieekt als 't wäre van zelf,
Armoede en voortdurende achteruitgang, die sedert 200 jaar
Spanje teisteien, staan een voorspoedige paardenteelt inderdaad
Alle vereenigingen tot instandhouding en veibetering der
paardentcelt hebben in dit land nlels kunnen veranderen. Tot
aan het begin der negentiende eeuw bcstonden er in Spanje een
viertal vereenigingen, die zieh verbonden hadden tot verbetering
der paardenteelt.
Echter noch deze, zelfs onder bescherming der kerk staande
vereenigingen, noch de strenge wetten tegen den uitvoor van
hengsten, en tegcn de voor de paardenfokkenj zoo verderielijko
muildierfokkerij, kon den achteruitgang der paardenteelt verhinderen.
Wat de geschiedenis der Spaansche paarden in 't algemcen
betreft, wordt verondereteld, dat de Phoenicifirs reeds paarden
naar Spanje gebracht hebben, daar Romeinsche geschledschrijvers
zooals Strabo, de Spaansche paarden vergolljkt met die van
Parthie-
De latci- ZOO beroemd geworden paarden van Kalpo (Gibraltar)
waren waarschijnhjk van Nuniidischen oorspiong.
Van af den oorlog der Romeinen en Carthagers tot aan
de vei-overlng door de Mooi-cn, is van de paarfentcelt in Spanje
zecr weinig bekcnd.
Met den intocht der Mooren echter kwam ook het Barbarijschc
paard, dat vooral in het zuiden van Spanje weldra de
alleenheerschappij liad, tcnvijl in de beigstreken van het Noorden,
zooals in Asturiä met de West-Gothen cen zwaaider paard ingcvoord
werd, dat later onder het ridderdom nog grooter en
zwaarder geworden is.
Het Barbarijschc paard heeft inderdaad zulk een grooten
invlocd uitgeoefend op de paardenrassen van Spanje in het algemcen,
maar meer in het bijzonder op het Andalusische, dat over'
dit paard vooraf iets meer gczegd moet worden.
Het Barbarijsche paard zou ontstaan zijn uit een vermen