m
HCT RUSSISCHE WERKPAAUD.
Jammer genoeg is dit ras geheel vcrdwenen. Men heeft
de dieren geheel aan zieh zelf ovetgelaten en door herhaalde
kruising met gewone inlandsche boerenpaarden zijn zij niet alleen
gaandeweg kleiner en kleiner geworden, maar zoo acheeruit
gesukkeid, dat zij alle karakteristicke kenmerken van het oude
ras verloren hebben.
Te St Petersburg komen, vooral gedurende den winter,
veel paarden uit de provincie Archangel, doch het is bijna
onmogelijk onder hen paarden tc vinden mct de typische kenmerken
van het oude ras.
Onder de koudbloedigen in Rusiand worden ook gerangschikt
de Eslhiidsche kUpfays. Deze worden gefokt in Estland
en in dat gedeelte dat aan Lijfland grenst, alsmede op de eilanden
Dago en Osel. De origine van dit excellente ras is niet jiiist
bekend, doch men veronderstelt, dat zij onlstaan zijn uit kruising
der inlandsche merrie met Oostersche hengsten, hoofdzakelijk
met Arabische. Deze zouden in Duitschland geimporteerd zijn
gedurende de kruistochten en van daar verspreid zijn over de
Baltische provincies.
En inderdaad, op den huidigen dag vindt men de kenmerken
van den invloed van het Oostersche blned nog terug in
iiet gracieuse hoofd en in de droge beenen dezer paarden.
Doorgaans is het hoofd fraai, klein en droog, met breed
voorhoofd en levcndige oogen, de hals is grof, laag aangezet en
vö6r de schoft uitgesneden. De schoft is voldoende bng en hoog,
de borst breed, rüg kort bijna recht, Sterke lendcn, brecd en wat
afhellend kruis, met een grove staart die niet hoog is ingeplaiit
De beenen zijn droog, de spieren en pezen duideiijk
gemarkeerd, de kooten kort, de hoeven sterk. De huid is fijn, de
hai-en zijn des winters lang en dik, des zonieis kort en fijn. De
haarkieur is zeer verschillend, maar het meest komen voor licht
gekleurden, zooals isabcllen, vossen en lichtbruinen. Naar de taille
onderscheidt men kleßpeys en dubbde kleppers. De laatsten zijn
grooter dan de eersten, zij meten meestai 1.30 M., terwijl de eersten
slechts 1.33 ä ¡.38 M. zelden meer dan 1.42 M. iioog zijn.
De kleinste kleppers zijn in Rusiand bekend onder den naam
van Estlandsche pony's.
De kleppers kenmerken zieh door hun goed karakter en
inlclligentie, hun geschiktheid tot het verdragcn van elk klimaat
en door hun groot weerstandsvermogen. Zij hebben zeer goede
gangen, meerdere er van zijn echte dravers.
Het aantal echte kleppers is de batste jaren aanzienlijk
verminderd, eensdeels door de talrijke exporten, anderendeels
door den achteruitgang der boeien uit de Baltisdie provincies en
ook door de kruisingen met siechte rassen uit den omtrek. Tegenwoordig
vindt men de besten op het eiland Osel en in de stoeterij
van Parguel, gelegen dicht bij de stad Pemau. Op de markten
te Mitava, Riga, Dorpat en andere Steden in de Baltische provincie
worden kleppera aangevoerd.
Een ander ras tot de categorie trekpaarden behoorende
is het Finschc paanleuras. De oorsprong der Einsehe paarden, in
Rusiand ßukns of c/meiikas genaamd, is nog minder bekend dan
die der Estlandsche kleppers.
De mceste paardenkcnners bewercn, dat de Einsehe paarden
slechts een varieteit zijn van de Estlandsche kleppers, doch er zijn
er ook die gelooven, dat zij niets met clkaar gemeen hebben,
maar dat zij afstanimen van Zweedsche paarden, die naarEinland
zijn overgebracht.
Volgens Dr. L. de Simonoff zouden Einsehe en Estlandsche
paarden wel iets mel elkaar gemeen hebben, althans evenveel als
het Estlander en Wjatkapaard, waartusschen bloedverwantschap
boiten twijfel is. Waarschijnlijk bestaat er dan ook wel eenigc
vei-wantschap tusschen de Einsehe paarden en de kleppers, wat
nog niet uitsluit dat hun voorouders van Zweedschen oorsprong
Evenals de Kleppers en de WJatka's zijn de Finsche
paarden klein van taille, 142 tot L53 M. 2ij hebben een sterke
constitutie en zijn zeer gespierd, hun hoofd is groot, ramskopachtig,
de hals kort, grof, laag aangezet en zeer geneigd tot vetaanzetting.
De diepe borst is minder breed dan die der kleppers, de
rüg is recht, het kruLs breed en minder afhangend, maantop en
maneii lang. De beenen zijn sterk, dikwijis kort, de stand in de
voorbeenen is dikwijis wat nauw. De hoeven zijn middelmatig
groot en zeer soiied, de vetlokkcn lang en grof Het haar is vooral
des winters grof en lang. De robe is meestai vos, liehtbruin of
isabelle, met een aalstreep over den rüg. De gangen zijn vast,
de draf dikwijis snel maar met körte passen.
Van alle Finsche paai-den zijn die van Karélie de beste,
te raeer omdat hun taille dikwijis 1-55 M. overtrefti ook de
paarden van Kuopio en Tavastgouse zijn zeer gezien.
Jaarlijks worden tal van paarden naar de provincie Sint-
Peteisburg gebracht en vooral naar de stad Petersburg zelf Ook
in de provincie Pokow en vooral op de markt te Petchori treft
men ze veel aan.
De meest bekendc markten in Einland zijn die vnn iViboyg,
Kuopio en Sint-Miche!.
Volgens Fabritius, Staatsinstiucteur voor paarden fokkerij
in Einland, is het Einsehe paard zeer sterk. Weken, ja maanden
lang trekt het de ploeg 15—20 cM, diep door den zwaren leembodem,
bij dikwijis meterhooge sneeuw, sleept het 30—60 cM.
dikke boomen uit het boseh, en is ondanks de koude, die soms
— 30* C bedraagt, slechts met een dun dek bedekt en moct
vaak den langen nacht onder den blooten hemel doorbrengen.
Het Finsche paard kan 120—150 Kilometer per dag op de meesLii
goede landwegen afleggen en op een draveisbaan de 3 lilometer
in 5 m. 10 of 5 m. 20 afleggen. De rashengst »Hurra", 145.5 cM.
hoog, legde de baan van 3207 Meter resp. af in 5 ; 26.8 en 5:27.6,
dat is de 3 Kilometer in 5:06.
In één woorcl het Einsehe paard geeft verrichtingen te
zien, die om hunne veel zij digheid alleen bewonderenswaardig zijn.
Daarbij is het Finsche paai-d steeds van goed humeur en heeft
een zeer aangenaam tcmperament. Zeer ¡natig in zijn eischen wat
voedsel en verpleging betreff, is het Finsche paard zeer gehard,
zeldzaam ziek en inderdaad een ideaai voor een klimaat, zoo
streng als dat van Einland,
Nog een ander ras koudbloedigen vormen de zoogenaamde
^;»ö«A-paarden. Dit oorapronkelijk en nuttig ras bestond eertijds
in alle provincien van het Noordw^ten van Rusiand, waar het
volgens de traditie ontstaan is door kruising van inlandsche
paarden mct Estlandsche kleppers, Rceds sedert lang is dit ras
echter gaandeweg gaan verdwijnen en thans bestaat het alleen
nog maar in de distrlcten Ros,sienni, Kovno, Chavli en Telchi
der provincie Kovno.
De Jmoudspaarden hebben doorgaans een goed extérieur.
Hun ineengedrongen, Sterke romp rust op bctrekkelijk korte,
zwarc, drogc beenen met goedgevormde, soliede hoeven. Het
hoofd is klein, in profiel recht, met vleezige kaken, de oogen niet
groot, de ooren kort en zeer be\veeglijk. De hais is grof maar
goed aangezet, vooral bij de hengsten. Do borst breed, de ribben