:fii!
ì!
Hfirr HONGAARSCHE l'AARD.
een uitstekende kweekplaats moet zijn voor cavaleriepaarden,
cn zeer zeker voor het liaJfbloedpaard, dat de uitgebreide Oostenrijksclie
cavalerie zoo noodig heeft
Teneinde dit te bevorderen en tegciijicertijd de inlandschc
paai-dcntcelt vooniit te brengen, stichtte de Staat een vicrtal
stoeterijen n.l. te Aieso/icgyes. Kisbir, Babolna en Fogaras, en tal
van hengstendepots. In deze laatsten worden de Staatshengsten
gedurende de dekperiode gestationneerd Deze Hengsten behooren
tot vcrschillende rasscn, van af de lichte Arabier tot de zwarc
Normandiör en Pinzgauer, De Hengsten komen in hoofdzaak uit
de Staatsstoeterijen en worden ten deeie ook in het binnenland
aangekochL Mie.-doo)- is het mogelijk op de verschillende stations
Hengsten te Stationneeren, waarvan de afetamming nauwkeurig
bekend is cn die aan klimaat, bodem en voedsel gewend zijn.
De iangdurige oorlogen gevoerd onder het bestuur van
Maria Theresia, hadden de Oostenrijksch-Hongaareche paardcnteclt
bijna totaal verwoest. E i ^ r kon het niet woi-den. De cavalerie
moest haar remontepnarden, voor het grootste deel, uit het
buitenland betrckken, en dit wis destijds een zcer mocilijke zaak.
Keizer Jozef II (1780-1790) was niet de man om hierbij
onledig to blijven, Met de hem kenmerkenden heiligen ijver bestudecrde
hij de rcmontekwestie en besloot, door verbetering der
fokkerij, het kwaad met den wortel uit te roeien. Zijn groote
voorgangster Keizerin Maria Theresia had reeds, eene, zeer zckcr
onvoidoende, paardenprimeering ingevoerd. Deze uit to breiden
Kcizcr Jozef scheen zijn reformatieplannen voor de paardenfokkerij,
van af het bcgin, zeer streng op te vatten. want in
de vcrordening van 20 Det 1784 werd uitdrukkelijk gezegd, dat
Z. Majesteit zieh persoonlijk zoii komen overtiiig^n van de vorderingen
der paardenteelt.
Verschillende beeren werden ultgezonden om, ook in de
naburigc landen, goede jonge Hengsten te koopen, die men in
den beginne den gemeenten zonder eenige schadevergoeding overgaS
doch waarvoor men later een kleine huur moest betalen. De
overtollige merriiin van het leger, werden aan de boeren gegeven,
die daarvoor remontepaardcn mocsten leveren.
Deze maatregelen hadden het beste gevolg, en al spoedig
bleken er niet genoeg Hengsten te zijn, om tc voldoen aan alle
AI spoedig echtcr zag men in, dat, wilde men inderdaad
grondige verbetering, men niet volstaan kon met de overal opgekochte
Hengsten, maar het ved beter was, om de Hengsten zelf
te fokken in cen stocterij. De Keizer begreep dit ook en nam
hiertoe het initiatief. In 17S5 werd de Mezöhegyeser Puszta, welke
verpacht was aan cen weduwc Bogdanovics, overgenonicn, de
dnar aanwezige paarden van die weduwe gekocht, en zoo werd
de eerste stocterij genaamd Puszta Mezöhegycs, gcsticht
Eon wäre Puszta was het, er was geen boom te ontdekkcn,
niets als weiden, tcr\vijl er aan gebouwen siechts drie kleine
huizen van priniitieven aard waren. Mezöliegyes ¡igt in de nabijheid
van Arad in het Komitaat Bekö.
De gehcele iiitgestrektheid dezer stoeterij beslaat 16000
hectaren en is verdeeld in viei- declen n.l. Mezöhegyes, Fecskc's,
Kamar.-is en Peregh. De stoeterij ligt in de laagvlaktc, waarvan
de bodcm zeer Humusrijk is. Met geheele terrein Is omgeven
door een breede diepe sloot en een eirca 41/1 meter brecdc
•accacia-aanplanting. Zooais gezegd, was het doel der stoeterij de
verbetering dei- Hongaarsche landra-ssen en het fokken van lichte
remontepaarden voor de eavaleria
Na een lijdensgeschiedenis van vrij langen duur. bleck de
stoeterij ten slotte toch productief te zijn, altlians in 1860 gaf zij
150 hengsten aan de dépôts a£ In 18Ó5 bedroeg het gehee! aan
paarden 2200 stuks, waarvan er 71p fokmerrien waren. Van de
34 pepinière hengsten waren er 12 Engelsch volblocd, i Norfolker,
6 Arabieren, 4 Lippizaners. 4 Normandifirs, 6 zoogenaamd Engelsche
hengsten cn i Zevenbui^.
Twee jaar te voren was men ook begonnen met de teelt
van Engelsch volbloed, waartoe 15 volblocd fokmerrien aanwezig
waren. Later kwam men hi
n terug en zond de m
met veulens naar ICisbèr.
Het jaar 1816 is voor Mczöhegycs van bijzondcrc bcteekenis
geweest, daar in dat jaar de grond gelegd werd voor het
fokken met Normandische hengsten. Nomus de slamvader van
dit ingcvoerde ras, werd in 1815 met nog andere hengsten door
Oostenrijksche kurassiers in Het depot La Rosière bemachtigd
en naar Mezöhegyes gezonden. Hij was in 1810 in Normandie
geboren en stamde af van »Orion^' cen Engeischen volbloed hcngst.
Hij was 1,70 M. ho<^, dekte van t8l6—1838 in de stocterij,
was zeer vruchtbaar en deelde zijn eigenschappen buitengewoon
gocd aan zijn nakomelingen mede; zoodat hij nog op den huidigen
dag, wegens de stichting der Nonins is.mi\\t, in Hoogaanzien is.
Een andere merkwaaidige hengst in die stoeterij was de
in 1841 aangekochte Engelsehe volbloedhengst Pnnaso. die de
stamvader is geworden der Furioso-familie. Furioso Staat in de
stocterij-akten ingeschreven als cen goed geproportioneertle, veci
adel en karakter bezittende hengst, met cen voortrcRelijke actie
cn Wiens beenderenbouw beter was, dan anders bij volbloetl Het
gevnl was. Hij liet na 95 zoncn en 81 dochters.
De derde grondvester van een afzonderlijke familic in
Mezöhegyes was de Arabische hengst Cidra«, afstammendc uit
de Nedjderstani Siglavi-Gid ran. Deze stichter der nog bestaande
Gidran-familie, was een prächtige donkere vos, hoog 1.55 M. van
onberispelijken bouw cn zuivcr Arabisch type. Hi] was in 1810
geboren in Arabie en kenmerkte zieh door cen zeer kracluig
overcr^'ingsvennogen.
Van af 1869 is de stoeterij alieen bestemd tot aanfok van
jonge hengsten voor de dépôts. Men heeft nu in Mezöhegyes
vier afdeelingen fokmerriän.
I". Engelsch volbloed ras, lichte soort, met ruim 100 fok-
2-, Gidran-stoeterij met eveneens ruim too fokmerrien.
3", Klein-Nonius-.itoeterij lichte soort
4'. Groot-Nonius-stoeterij zwarc soort
Gemiddeld worden jaarlijks 80 dric-cn-eenhalfjarige hengsten
aan de dépôts afgeleverd. De Regeering koopt echter jaarlijks
nog ruim 200 stuks éénjarige hengsten op on brengt ze in
Mezöhegyes groot.
Het Mezühegyerpaard is van nature goedaardig, doch verlangt
een rationeelc behandeling, is fraai van vorm, met zeer
goede gangen, heeft veel weerstandsvermugen, en blijkt geschikt
te zijn voor rijpaard en voor koetspaard.
De tweede Staats-stoeterij is Balbohia, groot 4000 Hectaren.
De bodem bestiai uit zand met een kleine humuslaag, doch de
weiden leveren toch een zeer vocdzaam gras. Babolna werd gesticht
in J790, en begon met Oostersehe, Hongaarsche, Zevenburgsche
en Bessarabische paarden. Thans treft men er slcchts
Arabische voi- en halfbloedhengsten cn Arabische vol- en HalfbloedmerriCn
aan.
Het doel der stoeterij is, naast behoud van een volblocd