ging der Numidische paarden met Arabische van Nedjed. Over
't algemeen is de taille van dit ras niet groot, doch het schittert
door cen breede, diepe borstkas, een zeer sterk kruis en veel
•énergie vitale". Alleen in die districten waar het ras beter
behandeld is, vindt men ook grootere paarden. Zoo bv. meten
in iaag Cheliff en op de Nahar-Ouaal de paarden L6O Meter.
In Tiaret bezitten enkeîe voomame families dieren van
nog mcer taille.
Over 't algemeen varieeren de schoone t>pen in ditopzicht
tusschen 1.55 en 1.60 Meter.
Het echte Barbarijsche paard dat nog voorkomt in Tunis,
munt uit door elegantie, cn dit paard heeft niets gemeen met
•al do "Criquets dégénérés" zonder taille en zonder gang, die men
tegenwoordig ook als Barbarijsche bestempelt
Het echte Barbarijsche type vindt men nog tusschen
Boghar en Tiaret, en men kan van dit type zcggen, dat het is
bewonderenswaardig om zijn precieuse kwalitelten van onverge-
Hjkelijken weéi-stand en volharding, bij een meer dan voldoende
snelheid.
De >foyer principal" van het Barbarijsche paard is Marokko
en het onderscheidt zieh van het Arabische paard, doordat zijn
taille eer grooter dan kleiner is. Ook het hoofd is kleiner en fijner,
hais lang, goede schoft, vlakkc schouders, lange ribben, korte
lendcn, lang kruis, kleine hoeven en lange kooten. De goudvosrolje
koiiit cr vecl .voor.
Het Barbarijsche paard schijnt op het eerstc gezicht niet
temperamentvo! te zijn, doch is het eenmaal in gang, dan eerst
komt zijn temperament uit en ontwikkelt het een •vigueur", aïs
het snelste Arabisch paard.
Zijn gangen zijn harmonieus gecadenceerd en maakt dit
paard geschikt voor de manège, zoowel als voor het veld
Zijn kracht, zijn enei^e en opgewektheid behoudt het tot
het eind van zijn leven, vandaar ook dat gezegd wordt: »/«
barbes iiieureat, mais ne vieillissenl pas!'
Al hebben waarschijnlijk de Gothische ridders met hunne
zware uitrusting, het lichte Barbarijsche paard niet als krijgspaard
bestegen, toch zullen de ridderpaarden wel niet vrij
gebieven zijn van Afrikaansche bloedvermenging, althans de
uitdrukking Castiliaan, Castiliaansch paard, in de middeleeuwen
algemeen het strijdpaard aanduidende, wijst op een dergelijke
vermenging.
Met het verdwijnen der Mooreche heerschappij was
natuurlijk de invloed van het Moorsche paardenbloed nog
niet geheel verdwenen, maar hield nog tot lang na de middel-
Wat de bmikbaarheid van het Spaansche paard in de
ij- en in het begin van de l6' eeuw betreft, daarvan geeft de
veroveringstocht van Ferdinand Cortez in Mexico (1519—21) een
prachtige getuigenis.
De 16 paarden der Conqubtadoren hebben op deze expeditie.
naar de beschrijving van een der deelnemers aan dezen
krijgstocht, zeidzame vermoeienissen en bijna niet te geloovcn
moeiiijkheden te over\vinnen gehad, en aan hen komt een deel
toe van den roem van het succès van deze avontuurlijke onderneming,
Carraciolo en Fugger beschrijven de Spaansche paarden
ongeveer op dezeifde wijze. De eerste zegt: »Spanje produceert
paarden van verschillende eigenschappen en grootte, doch over
't algemeen meer kleine cn lichtere, maar fraai gevormde, die
moedig zijn door de vermenging met de Afrikaansclie paarden.
Er zijn ook andere van grooter taille, de zoogenaamde Genetten.
Deze toonen in gang en onder den ruiter, evenals in al hunne
bewegingen deftigbeid en gratie. Een derde soort van grootere
kracht en vasten bouw noemt men viUani di Spagna, niet
omdat men ze van minder waarde acht, maar omdat zij in
ruwe en bedächtige streken gefokt worden, terwijl die der
edele rassen op het vlakke land, meer aan de zeekusten geteeld
worden,"
Als de beste paarden werden die van Murcia en Andalusie
genoemd, Fugger zegt: «De Genetten zijn fraaie paarden
vol adel, niet zeer groot, maar van borst, kruis en ledematen
goed gevormd, hoofd en hals recht, zoodat ik niet goed wist, of
men een paard wel fraaier kon teekenen of maken. De anderen
noemt men ^iUatios. dit zijn sterke en tamelijk groote paarden,
doch niet 200 mooi en zoo edel als de Genetten, daarom worden
zij Villanos genoemd, ze zijn voor oorlog en arbeid beter dan
de Genetten."
De hertog van Newcastle noemde de Barbarijsche
paarden cdellieden, de Spaansche echter de Prinsen onder de
paarden.
Het is niet onwaarschijnlijk, dat behalve het echte Barbarijsche
paard ook andere Oostereche soorten in Spanje ingevoerd
zijn. Eenige daar\'an zullen wel onder den naam van Barbarijsche
verkoclit zijn, doch andere ook onder hun eigen naam. Er
komen behalve het Barbarijsche paard meer Oostersche soorten
voor, doch indien men het Arabische en Barbarijsche paard als
de edelste beschouwl, komen de overige wat adel betreft oorst
Het meest nabij het Barbarijsche Staat het Tartaarsche
paard. een dier dat twee 4 drie dagen zonder ophouden doorloopt,
siechts hier en daar een weinig gras etende, doch overigens
zonder eten of drinken.
Trouwens het Zuiden van Tartarijc is altijd beroenid
geweest om zijn excellente paarden. Men zegt wel dat ze
wat hoogbeenig zijn en een te groot hoofd hebben, maar deze
fouten worden rijkelijk gecompenseerd door hunne excellente
qualiteiten.
Vlug en sterk tegelijk schijnen ze geen vermoeienis te
voelen. Of nu in Spanje ook Tartaarsche paarden zijn ingevoerd
geworden is moeielijk na te gaan, doch onwaarschijnlijk is het
daarom niet.
Reeds F u^r echter merkt op, dat de Spaansche paardenteelt
achteruitgaat en zocht even als andere schrijvers de oorzaak
hierin dat: »de kern van het echte Spaansche paard door den
tocht van Karel V naar Tunis (1541) is verloren g^aan."
Tot den vorderen achteniitgang dezer indcrdaad prachtige
paarden hebben de meest verschQlende oorzaken bijgedragen.
Schwarznecker zegt: •Zoolang als de Spaansche Grande zieh zelf
in het Zadel zctte, om zieh te oefenen in het fuHgo lie Caiiiins
(lanswerpen), of als kocne Toreador in de Arena zieh liet bewonderen,
zoolang behield men de teelt van het cdele paard. Toen
echter deze ridderlijke oefeningen verboden werden, de adel verwijfde
en het stiercngevecht, tot caricatuur geworden, siechts een
gevaarlijk handwerk werd, waarin de opgesmukte, met watten
gepantserde jonge man optreedt, gezeten op een voor den vildcr
geschikten knol, die bevend en uitgeput tegen den wand leunt,
als de stier de puntigc hooms in zijn flanken stoot, toen de
muildier/okkerij op den voorgrond trad, dit onvruchtbare ras,
waarvan de mest zelf onwerkzaam is, toen was het natuurlijk
ook met de paardenteelt van Spanje gedaan.