HET HOLSTEINSCHE PAARDHet
stamregister der Hengsten toont alleszins duidelijk aan,
dat het Holsteinsche marschpaard absoluut zuiver gefokt is en
daaraan zijn constantheid te danken heeft.
In 1870 ontstond er echter voor de zuiverheid der teelt
een groot gevaar, doordat, als gevolg der verwaarloozing van de
hengstenteelt tegenover de toename der fokkerij, er gebrek aan
dekhengsten ontstond, en men hierin trachtte te voorzien door
den invoer van Oldenbui^r Hengsten.
Het gelukte echter aan de fakvereenigingen, geholpen
door de siechte resultaten der paringen van Oldenbutgsche hengsten
met Holsteinsche marschmerriën, aan deze proeven paal en
perk te stellen en de producten dezer blocdmengingcn te doen
Ook de in de laatste tien jaren den fokkers door Hengstenhouders,
en het depot van Rijkshengsten aangeboden materiaal
van Hannoversche en Oost-Pruisischc hengsfen, dreigt het type
cn daarmede ook de kostbare eigenschappen van het Holsteinsche
marschpaard te benadeelen. Wel is waar kernen de Hannoversche
paarden in bloed de Holsteinsche marschpaarden zeer nabij, doch
ze zijn toch in voorkomen, beweging en vaak ook in beenderensterkte
niet met hen te vergelijken.
De vereeniging van paarden/okkers is intusschen, steeds
met veel succès, bezig te trachten de verwaarloosde opvoeding
van hengsten te verbeteren, en den fokkers tot de overtuiging te
brengen, dat slcchts in eigen zaakkundige opvoeding der dekhengsten
de kracht van het Holsteinsche marschpaard schuilt,
Slechts in de zeWzame gevallen van een noodzakelijke bloedverfrissching
kan het noodig zijn een geschikte représentant van het
Engeische volbloed tc ncmen. Deze meening is ontstaan uit de
geschiedenis der Holsteinsche teelt, en die geschiedenis geeft meer
dan eenig andere de overtuiging, dat ook hier vôôr alles overeenstemming
en cendracht noodig is- In zulk een geval is het
wenschelijk, dat het houden van henpten geheel in banden is
van de fokkers, waardoor men verzekert is van het beste materiaal.
De opvoeding van hengsten is in de Holsteinsche marschen
altijd in hoogen bloei geweest, en Holsteinsche dekhengsten waren
steeds een niet onbeduidend Handelsartikel.
In de stallen der firma Jacob Olde te Neuenbrook, die
zieh door haar wijdvertakte handelsbetrekkingen een wereldnaam
bezorgd heeft, moeten in de jaren tusschen 1830 en 1840 zieh
soms 150 hengsten bevonden hebben, allen gefokt en gekocht in
Holstein en wel voomameHjk in de marschen.
De geschiedenis der fokkerijen leert ons, dat slechts gebeurtenissen
van diep ingrijpenden aard in staat geweest zijn, de
opvoeding van hengsten te venvaarloozen. Zoo heeft de oorlog
van 1870—1871 de hengstenteelt zeer temeergedrukt, ofschoon
daarbij ook nog andere .zwaarwegende invioeden zieh dcden
gelden, waardoor zij zoo ver is achteruitgegaan, dat van toen af
niet in de eigen behoefte door zelfgefokte dekhengsten voorzien kon
worden. De na 1870 ingevoerde vemieuwde controle, de concurrcntie
met het Rijkshengstendepot, de veiplichtc keuring en ten
slotte de hooge prijzen der ruinen, het zijn alle oorzaken waardoor
die ongunstige verhoudingen zijn ontstfian.
Door de onvermoeide pogingen der vereeniging van
paarden fokkers, gelukten het de vraag naar het Holsteinsclie paard
steeds grooter te maken, evenals het tot stand komen van export
naar Noord-Amerika, waar de dekhengsten der Holsteinsche
marschen een zeer goede reputatie hebben.
Wat de eigenlijke teelt betreft, zoo valt in de eerste plaats
te vermelden, dat alle landbouwwerk in Holstein verricht wordt
door de fokmerrien. Licht is dit werk niet want de bodem is
zwaar. Reeds als twecjarige worden de jonge dieren voor arbeid
gebruikt, opdat zij er aan zouden gewennen, en om als driejarige
in Staat te zijn, alle werk te kunnen doen Van af de prille jeugd
zijn de paarden gedurende den ganschen zomer dag en nacht in
de weide, en zij die des daags gewerkt hebben, komen er ook
des avonds weer in.
Deze levenswijze gedurende vele generaties achter elkaar,
heeft den dieren een krachtige constitutie gegeven, alsmede Sterke
pezen en Spieren, en een groot weerstandsvermogen, Daarbij geeft
de naar verhouding hoog gelegen kleibodem, die reeds eeuwen
lang in goede kultuur is geweest, en zorgvuldig gedraineerd
wordt, door zijn hoog gehalte aan phosphorzuur, het beenderenstelsel
aanzienlijke sterkte en vastheid. Ook op de overervingskracht
is de gezonde levenswijze niet zonder invloed gebleven,
terwijl zij niet minder heeft bijgedragen tot de vmchtbaarheid
van het Holsteinsche marschpaard.
De fokrichüng in Holstein is het verkrijgen van een edel
krachtig koetspaard, met Sterke beenderen en hooge ruime gangen,
en dat, zoo mogelijk, gelijktijdig de eigenschappen van een zwaar
rijpaard beziL
De paardenfoldcerij is in Holstein zeer verbreid, eo in de
laatste jaren naar bepaalde inzichten bedreven, wat vooral te
danken is aan de vereeniging van paardcnfokkers onder den
naam van •Verband der Pferdezucht vereine in den Holsteinschen
Marschen."
Deze vereeniging bestaat uit vijf hoofdafdcelingen, n.l, een
in de Kremper Marsch, een in de Seestermühe-Haseldorfer marsch,
een in de Norderditmarschen, een in de Süderditmarschen cn
een in de Wilstermarsch.
De vereeniging heeft ten doel de verbetering van het
fokmateriaal, de vermeerdering der kennis der fokkers, het aanhouden
van een gemeenschappelijk stamboek, en uitbreiding van
het débouché der fokproducten.
Zooais reeds is gezegd, bestaat in Holstein een verplichte
keuring van hengsten. De verordening daarop is den 22 Januari
1875 herzien en sedert dien tijd steeds van kracht gebleven.
Art. t dier verordening zegt, dat alle particulière hengsten
ieder jaar in den zomer of in den herfst gekeurd moeten worden.
In aansluiting hiermede, houdt de vereeniging van paardenfokkets
ieder jaar een merriekeuring, waarop alle merrisn der leden
moeten verschijnen. ledere goedgekeurde merrie krijgt op de
linkerdij het brandmerk der vereeniging, zijnde een geharnaste
ruiter in rechtsche galop
In Holstein ligt het middenpunt der fokkerij in de zoogenaamde
marschen of kleipolders. Ofschoon de verschiUende
marschen onderling zeer verschillen, komen zij toch allen hierin
overeen, dat zij bestaan uit vlak land, zelfs zonder bosschen van
cenige beteekenis, ja men kan zeggcn, dat de Holsteinsche marschen
arm aan boomen zijn, Het gevolg hiervan is, dat de wind
vrij spei heeft en menigmaal snerpend koud Over de weiden waait
Door menschenhand zijn de marschen gaandeweg geworden
wat zij thans zijn, n.l. hoogst vruchtbare polders met uitstekende
weilanden, waarop de paardenteelt met succès bedreven
kan worden. Het fokken van paarden is dan ook, zooals wt
bovenstaande beschrijving blijkt, reeds sedert langen tijd een der
hoofdtakkcn van het landbouwbedrijf Dat de fokkerij gaandeweg
meer en meer uitbreiding gekregen heeft, ligt eensdeels in de
natuurlijke gesteldheid van het fokgebied, anderendeels in de
wijze van het landbouwbedrijf.
in