T ALGiERSCHE PAARD.
ducten, waaAij nog slechts enkele spedfîeke karaktertrekken van
het oorspronkeiijk ras aanwezig zijn.
Over 't algemeen zijn de Barbarijsche of Afrikaansche
paarden naar hun taUle sterk, dapper, energiek, harmonisch gebouwd,
fraai, weerstandbiedend aan vermoeienissenenontberingen.
Ze 2ijn leerzaam, sterk, mak, van kalm tempérament en leven
doorgaans lang. Hun kenmerkende extérieure eigenscliappen zijn
ongevecr de volgende: tamelijk zwaar hoofd, met zware kaken,
breed voorhoofd, lange, maar fijne ooren, veelal wat ramsneiis,
zware, dikwijls korte hais, korte, vaak convexe iendcnen, kroep
rond maar schuin, staart laag ingeplant, breede diepe borst, sterke
ledematen, kooten wat lang. De kleur is gewoonlijk schimmel,
de taille is middelmatig of klein (140—1,60 M.),
Men heeft gezegd, dat het hoofdkenmerk van het Afrikaansche
ras was het bezit van slechts 5 lendewervels in plaats
van 6. doch deze meening is verre van algemeen.
Deze paarden hebben een zcldzame reputatie verkregcn.
zooals blijkt uit het op hen toepasselijk spreekwoord: .Leschevaux
barbes meurent, mais ils ne vieillissent pas". In Frankrijk lijden
ze veei aan hoefziekten en aan ziekte van het klimaat, en men
maakt meestal bemerking op hun geringe grootte en de weinige
uitgestrektheid hunnci- gangeii.
De Arabieren hechten \-ecl wnarde aan de haarkleui- en
aan den vorm der afteekeningen,
Het aantal paarden, dat vroeger in Algiers zeer groot was.
is door de herhaalde oorlogen, die in de gewoonten cn zeden
van het land een groote wijziging gebracht hebben, zeer vermindenL
Het groot aantal paarden in Algiers in vroeger dagen vond
zijn reden in den politieken toestand van het land, in het nomadisch
leven en in de oorlogzuchtigc gewoonte der Arabieren, in
de natuur van den bodem, en in den invloed van het klimaat
Ook de Mahomedaansche godsdienst, die liefde voor het paard
predikt. had invioed op het aantal paarden, evenzoo als de strenge
keuze der dekhengsten, en de goede zorgen besteed aan de opvoeding,
en meer nog aan de dressuurom het jonge paard een lichaam
van staal en een ziel van vuur te geven. De Profeet zeide immere:
»wäre rijkdom is 't bezit van een edel en dapper paardenras."
Tegenwoordig is het aantal veel minder; de oude typen
zijn veranderd, niet verbeterd en dientengevolge hebben de paarden
aan waarde verloren.
De hoofdzaken van dezen achteruitgang zijn de herhaalde
opstanden, de aanhoudende oorlogen der Arabieren, de berooving
van grond, het gebrek aan rust en veiligheid, het armer worden
der stammen, de verbrokkeling der eigendommen, over 't algemeen
ook de Vorderingen der kolonisatie, het gebrek aan zorg
en het verlies, ontstaan door besmetteüjke en hecrschende ziekten.
Het monopolie der paardenteelt behoort tot de Arabieren
en het is buiten twijfel, dat ze het beter en goedkoopcr doen
dan de Europeanen en dit ondanks hun tegenwoordigen, eilendigen
toestand en minder goede weiden, sedert men hen verdreven
heeft van de beste gedeeltcn van het land. Ondanks de vermindering
der liefde voor het paard, sedert dit niet meer dient als
middel tot roem en zegepraal, beheerschen zij de teelt
Het is inderdaad van belang hen in dit hoogst nuttige
werk te helpen, door hun passie voor het paard te steunen, bekroningen
uit te loven voor de beste producten en de goede
fokkers door hun eigenliefde te vleien, door den Arabischen landbouw
te leiden in een progressieve richting.
Een der redenen van aditeruitgang van het Barbarijsche
paaid is de eUendige Staat, waarin de merriën en veulens
gedurende den winter gehouden worden, meesfid tengevolge van
gebrek aan voedseL
Het in 1886 onder directie van den kolonel Bricard gestiebte
stamboek voor het Barbarijsche ras. heeft inderdaad een
serieuse aanmoediging voor de fokkerij bewerkt De aanhoudende
p<^ingen der stoeterijen en remonte-depöts hebben mede reeds
veel bijgedragen tot verbetering. Bovendien levert de stoeterij te
Tiaret. waar de edelste Syrische en Barbarijsche dieren gefokt
en opgevoed worden, aan de hengsten-depöts in Algiers jaarlijks
een aantal beste dekhengsten. Deze hengsten functioneeren gratis
in geheel Algiers, waardoor men in Staat is toezicht te houden
op de ter dekking aangeboden merrifin.
In een zijner brieven, aan Generaal Doumas. vermeldt
Abd-el-Kader de bijzondere zoig-, die de Ai-abier vroeger had
voor zijn merrie, en de opofferingen die hij zieh getroostte om
haar een hengst \'an edel bloed te geven.
'Le chevol" zegt de Emir, >esl ie J>his bfau de lous Ics
animaux, mais il faul que seil mora! Hjionde ä SOH physiqne".
De Arabieren zijn hiervan z6ö overtuigd, dat, Indien een hengst
of merrie ontwijfelbare bewijzen gegeven heeft van snelheid, uithoudingsvermogen,
soberheid, intelligentie en makheid, zij alle
mogolijke moeite zullen doen om er een ras van te kweekcn.
Zoo was het althans in den schoonen tijd der macht en van
den voorspoed der Muzelmannen, doch sedert de Overwinningen der
Franschen zijn de zaken veranderd. Om rust en vrede te krijgen,
hebben ze de krijgszucht der Bedouinen moeten vernietigen, cn
daardoor werd heiaas ook de paardenteelt getroffen, die de ziel
en het leven der Bedouinen was. Door te trachten den Arabicr
om te vormen in een vreedzamcn landbouwer, heeft men in hem
de liefde voor het paard gedood. cn is het muildier in de plaats
getreden van dit edel dier,
De Arabicr cn zijn strijdros worden hoe langer hoe meer
een mythe. De Fransche Staat voorziet thans in de behoefte aan
dekhengsten op de volgende wijze;
i« Zooveel mc^elijk door de hengsten der depöts, die
alleen hengsten van zwaar Barbarijsch of Syrisch ras zijn, of
producten dezer twee rassen,
2° Door goedgekeurde hengsten en door vrije hengsten, dat
dikwijls paarden zijn van afgezonderd wonende Sfahis, of paarden
van schatplichtige stammen, soms zelfs Europeesche hengsten.
In de strekcn, ver verwijdcrd van het centrum der Kolonien,
op de hoogviakten en in de Sahara, dat wil zeggen, daar, waar
Mahomedaansche traditio en geloof het best behouden zijn, waar
de nomadischc gewoonten nog bestaan, daar vindt men nog de
prachtige merrien, die niet dan door excellente hengsten gedekt
worden,
Wat betreft de methode van reproductie in Algiers, stuit men
bij de inlandsche bevolking der hoogviakten afop iederekruising,
Zij beschouwen hun Barisarijsche paarden als de zuiverste van
alle Oostersche paarden en men vindt bij hen inderdaad de
beste typen.
In de Teil heeft men ten allen tijde gekruist, en men
kruist de merrien nog met Syrische hengsten. Daaruit ontstaan
wel fraaie elegante producten, maar ook veel gebrekkiga De
oorzaak hiervan is, dat in die Streek het paard, sedert geruimen
tijd, bloot Staat aan onoordeelkundige kruisingen, Men heeft er
ingevoerd Perzische, Turkomansche, Engeische en Engelsch-
Arabische hengsten, en tegenwoordig ziet men groote neiging tot
invoer van Fransche hengsten, onder 't motief van trekpaarden
te willen produceeren.