HEI- AUSTRAUSCHE PAARD.
weer naar de kudde gebracht om later als het voor het gebruik
noodig is, op te vangen. Is het dan zijn dressuur niet vergeten,
ook zekcr de siechte behandeiing niet, waaraan het destijds heeft
blootgestaan, en het gevolg hiervan is, dat het zieh nu met des
te meer kracht verzet, tagen den niiter die het opnieuw bestijgen
zaL Nog voor hij in den zadel zit, slaat, bijt en steigert het op
verechrikkelijke manier, doch het grootste verzet zoekt het dier
in het .bokken", waarin het inderdaad een buitengewone virtuositeit
toont
Tinggi, waaraan wij deze beschrijving van het Australische
paard ontlecnen, zegt, dat hij niet kon gelooven, dat er zulke
paarden bcstonden, doch toen hij ze te Australie zag, moest hij
maar al te spoedig zelf de waarheid van 't bovenstaande ondervinden,
daar een dergclijk paard hem, voor dat hij er op bedacht
was, van den rüg over de ooren in het gras deed tuimelen.
Voor dat de ruiter er om denk^ steekt het den kop tusschen
de voorbeenen, de mg kromt zieh tot een boog, op weiks
ho<^te punt men dan gezeten is, de staart wordt ingetrokken,
en nu begint een voor-, zij- en achterwaarts springen van het
creatuur, dat hooren en zien vergaat, zoo lang, tot meestal de
i-uiter toegeeft en er aftuimelt, vaak gepaard gaande met het
springen van den singeL Veel dezer dieren zijn ook nc^ niet
tevreden als de ruiter er af is, maar bokken nog maar al door,
totdat ook het zadel van hun mg vliegt-
Mcn heeft voor zulke bokkers een afzonderlijk zadel geconstrueerd,
het zoogenaamde •buckjumping-saddle". Deze Zadels
zijn veel dieper dan de gewone Zadels, de voorboom is zeer hcog,
de kamer tameUJk eng. Voor de knieSn zijn er dikke kussens
aangebracht, zoodat zij een goeden steun hebben. Elegant zien zij
er niet uit, deigelijke Zadels, maar men heeft er een aanzienlijk
vasten zit op.
Zooais reeds gezegd is, groeien deze paarden in de vrije
natuur op, met voedsel zijn ze niet verwend, terwijl ze ongevoelig
zijn voor wind, regen, hifte enz. Zij bezitten een goede
maag en zijn volhardend en t»'''
In het begin der negentiende eeuw begon men met den
invoer van volbloedhengsten uit Engeland, en werden er van af
1850—1876 jaarlijks vier tot tien hengsten der beste klasse naar
Australie gezonden. De fokkerij nam daardoor een hooge vlucht
en tegenwoordig Staat de volbloedfokkerij in New-South-Wales en
in Victorialand op zoodanige hoogtc, dat niet alleen invoer van
hengsten van uit Engeland onnoodig geworden is, maar Australie
nu zelfe van tijd tot tijd hengsten naar Engeiand uitvoert- Ja, de
Australische paardenteelt heeft zieh zoo ontwikkelt, dat dit land
zijn producten van af den hoog edelen volbloedhengst totaanden
bokkenden boschklepper, stellen kan tegenover die van Europa en
Amerika, ja in menig opzicht de paarden dezer landen nog
overtreffen.
Van dit materiaal wordt zeer veel goeds naar het buitenland
gezonden, ook naar onze Oost-Indische eilandeo gaat menig
Australisch paard. Het paard, dat tegenwoordig in New-South-
Wales en in Victorialand gefokt wordt, is evengoed als het
Engelsche paard. Men noemt ze doorgaans eenvoudig .Wales" —
of .Melbourne" — of -Sidneyhocse". Vaak zegt men, in Engelsch-
Indie voorai, dat deze paarden schuw zijn, omdraaien, opzijspringen,
en meer dergelijke ondeugden hebben, doch dit is niet
geheel juist. Immers, zooals de mensch die voor het eerst in
deze streken komt een massa nieuwe zaken ziet, waaraan hij
zieh gewennen moet, wat daarom nog niet altijd een genoegen
is, ZOO kan men het "t paard ook niet euvel duiden, dat het
onrustig wordt bij het zien van zooveel ongewone zaken, Vermoedelijk
zou een Europeesch paard dezelfde verechijnselen vertoonen,
als het plotseling in die streken gezet werd. Paarden die
Tinggi te Singapore kocht, en daar in al het lawaai van het
haven- en stadäedrijf reed, zonder dat zij zieh in 't minst bevreesd
toonden, waren op de plantages aangekomen, als 't wäre geheel
andere dieren. Overal heerscht daar op de wegen, omgeven door
onafzienbare wouden, of die door verbazend groote vlakten loopen,
diepe stille en eenzaamh«d Bosch en gras herbeigen echter veel
wild, ook groote roofdicren, en de paarden schrikken hier plotseling
op, wanneer zij in die stilte iets hooren of zien, waaraan zij
nog niet gewend zijn. Dit is echter te begrijpen, het insti net als
't wäre zegt het daar, dat hier iets niet in orde zijn moet, ongewone
toestanden, diepe stilte, nu en dan onderbroken door het
geschreeuw van een vogel of een aap, dit alles veroorzaakt bij
het paard een onrustig gevoel.
De paarden bemerken ook door hun fijn reukorgaan nog
uren lang de plaatsen, waar groote roofdieren, die zooals bekend
is, een seherpe reuk afgeven, geweest zijn, en al heeft een nieuw
ingevoerd paard nog nimmer roofdieren gezien, zoo heeft het
toch, al is het ook onbewust, een zekeren angst voor hen.
Tinggi verhaalt onder andere de volgende interessante
voorbeelden. Ik had, zcide hij, een ongeveer tienjarige Australische
vosmerrie, zeer breed, sterk en met enorme gangen, Zij droeg
met gemak mijn gewicht en was zoo mak, dat een kind haar
rijden kon. Het was in een prachtigen vollemaans nacht, dat ik,
op deze merrie gezeten, met het meeste welbehagen mijn sigaar
rookend. door het bedauwde veld huiswaarts reed,
Ik had het paani den vrijen teugel gegeven en het ging
ZOO op zijn gemak in rüstigen, langen stap bijna geruischloos over
het dikke gras. Wij waren beiden à notre aise, en de oude merrie
droomde misschien van hare veulenjaren in lustig, bokkend gezelschap
in Australie, terwijl mijn gedachten ook ver over de
zee zweefden in de beuken- en dennenbosschen van mijn land,...
daar gooit de merrie plotseling het hoofd in de hoogte, snorkt
door de neusgaten en voort ging het oude paard, zoo snel en
ZOO plotseling dat ik haast uit den zadel vloog en in ieder geval
mijn sigaar verloor. Van inhouden was geen sprake, het rende
als bezeten door, totdat het voor den stai stond. In de verte in
het bosch stierf het miauwen van den tijger weg, die, zooals ik
den volgenden dag bemerken kon, op geen 50 pas afstand van
de plaats gezeten had, vanwaar de merrie wegrende,
Tehuis körnende, was de merrie wit van schuim en zij
was ZOO zenuwachtig, dat ik er bij moest laten waken.
Een ander keer, reed ik op een schimmelruin, laat op den
namiddag, op een eenzamen weg in hoc^ gras, plotseling blijft hij
staan en is noch met goede, noch met kwade woorden tot voorwaarts
gaan te bewegen, doch heeft veel meer lust om terug te
gaan, dat dan ook ten slotte gebeurde. De oorzaak hiervan was
een troep olifanten, die ongeveer 200 pas voor mij in een kuil
gestaan hadden, en die noch door mij, noch door het paard gezien
konden worden,
Een Icennis van mij bereed een schimmelmerrie, die anders
in 't geheel niet schuw was, maar slechts met de grootste moeite
voorbij de uitwerpselen van olifanten te krijgen was.
Men vindt in Engelsch-Indie bij de Australische paarden,
dikwijls een zenuwachtige opgewektheid, die echter uit bovenstaande
voorbeelden verklaarbaar Is. Rust en geduld moeten
daarom bij nieuw ingevoerde paarden in hooge mate aangewend
worden. Doch ook de noodige energie mag niet ontbrcken bij