gehad, dit neemt niet weg, dat hij toch nog mede mag dingen.
De fokmerrie van het Norische ras en der zware trekrassen
kunnen premiön krijgen van af hun Vierde jaar, zonder
grens voor den lioogeren leeftijd, als ze gezond, krachtig en goed
verpleegd zijn, de eigenschappen van goede fokmerrien bezitten
en op den dag der keuring een veulen bij zieh hebben. De premie
wordt echter alleen gegeven als het veulen afkomstig is van een
Staats- of goedgekeurden hengsL Een- en twcejarige merrieveulens
kunnen bekroond worden, als ze door den eigenaar goed
grootgebracht zijn en het te voorzien is, dat ze goede fokmerriän
zullen worden.
Het Oostenrijksch iandbouw-ministerie nam in December
1897 de onderetaande maatregelen tot verbeten ng der Pinzgauer
paarden, en dit wel naar aanleiding der ingediende voorstellen der
Staatshengsten-depöts en der Vereenigingen voor paardenfokkerij
Het besluit is gegrond op:
•Het in de Oostenrijksche Alpenlanden gefokte Norische
»paard, is sedert overoude tijden daar inheemsch en ontstaan iiit
»de in het hocggebergte heerschende toestanden, het is de repre-
»sentant van een zelfstandig ras en verdient om zijn voortrefielijke,
•ja onovertroffen •Gebrauchs- und Leistungs-Eigenschaften im
»wahren Sinne des Wortes die Bezeichnung des Einzigen"."
Het vereenigt in zieh alle wenschelijke eigenschappen, als:
Geringe behoefte aan voedsel, zelfs bij het zwaarste werk, zeer
hoogen graad van weerstand tegen de grilligste weersinvloeden,
een rüstig temperament, gewilligheid en onvermoeldheid, een
zeldzame trekkracht bij ruimen stap.
Meer en meer echter is de frade, correcte vorm van het
Norische paard achteruit gegaan. De fokkerij uitsluitend in de
banden der boerenfokkers zijnde, daardoor in de meeste gevallen
op irrationeele en veretandelooze wijze bedreven, kon des te minder
verbeterd worden, omdat de beste hengsten en merriön als trekdiercn
verkocht werden. Voor de fokkerij bleef dus niets meer
Over dan minder geschikte dieren.
Later meende men in het achteniit gegane paard verbetering
te kunnen aanbrengen door kruising met hengsten, afkomstig
uit betere fokkerijen, en beproefde men het met Belgische
hengsten. Niemand dacht eraan, dat dit laaglandsche ras, overgebracht
naar de hooge bergstreken in gehecl andere verhoudingen
kwam, waardoor niet alleen de nakomelingen minder voordeelige
eigenschappen kregen, maar 00k de bruikbaarheid dczer nakomelingen
veel geringer was.
Het doel der verbefering moet nu zijn het Norische paard
zijn^ door verkeerde fok- en opvoedingswijze verkregen gebreken
en siechte vormen te doen verdwijnen, zonder dat het lijdt in
bruikbaarheid en weerstandsvermogen.
Het doel is eenig en alleen te bereiken op den weg der
juiste teeltkeuze in zijn eigen ras, met uitsluiting van alle kruislngsproeven.
Daarom heeft het Iandbouw-ministerie bevolen:
r. In de Norische fokdistricten moet men zieh houden aan
het fokken in eigen ras cn daarom zullen in deze districten alleen
Staatshengsten van Norische afstamming gestationneerd worden.
2'. Pinzgauer hengsten worden alleen dan als Staatshengsten
aangekocht, als ze afstammen van vadeis- en moederszijde
van een zuiver Pinzgauer Staats- of goedgekeurden hengst
3'. De benoodigde Staatshengsten van het Pinzgauer ras,
worden in de eerste pkiats aangekocht in de Norische fokdistricten
en wel rechtstreeks van de fokkcrs of opvoeders of op de
hengsten-tentoonstellingen.
4', Goedgekeurde particulière hengsten van zuiver Norische
afstamming kunnen, als de keuringscommissie ze eenstemraig als
voortreffelijk aangeeft, subsidiën krijgen,
5". De Norische stoeterij te Ossiach zal worden opgeheven,
zoodra het blijkt, dat in de behoefte aan hengsten uit de particulière
fokkerijen voldaan kan worden.
6". De Staat zal premiän uitioven voor de tentoongestelde
hengsten, en zooveel als mogelijk, zijn Staatshengsten op de
hengstenmarkten aankoopen.
hengstveulens kunnen sub-
Norische fokpaarden zullen
Norische teelt drijvende,
7". Voor de opvoeding
sidiän g^even worden.
8'. De Staatspremien \
verhoogd worden.
9'. Goed bestuurde, eer
particulicre stoeterijen, kunnen gesubsidieerd worden,
10'. De Staatshengsten-depöts moeten ledere gelegenheid
aangrijpen, om de fokkers en opvoeders van Pinzgauer paarden
in te lichten omtrent rationeele teeltkeuze en opvoeding.
Op deze wijze hoopt men dit inderdaad goede. koudbloedige
ras weer spoedig te brengen tot een der voortreSelijkste
van Europa en alsdan zal weer bewaarheid worden:
.Im Gebirge unvergleichlich gut
Ist das Pfcni v-on Nor'schen Blut."
HET RUSSISCHE WERKPAARD.
n het groote keizerrijk Rusland, dat
meer dan de helft van gehcel Europa
benevens een groot gedeelte van Azia
beslaat, trcft men een groot aantal
verschillende paardenrassen aan cn
onder deze ook eenige, die uitsluitend
«i.uiikt worden voor den landboiiw cn
daarmeae m veroand slaande bchoeften. Zij onderecheiden zich
van de steppenpaarden, doordat zij meer het type van trekpaaruen
neooen, terwiji ac steppenpaarden in hoofdzaak rijpaarden zijn.
De paardenrassen behoorende tot de categorie werkpaarden,
zijn ontstaan uit meer verschillende elementen, dan de steppenpaarden.
en zijn ook onder meer afwijkende condities gefokt,
redenen waarom zij ook wel meer verschillcn tooncn.
Van de 22 ¡nilliocn paaitlen in Europeesch Rusland, bchooi
en bijna 10 millioen tot deze zoogcnaamde koudbloedigen.
Doch ondanks dit groote getal zijn er slechts weinigen die als
gevolg \an een bepaakle, lang genoi^ volgehouden fokmethode
afzonderiijke, kcnmerkende rassen vormeii. De rest, dat wil zeggen,
het grootste deci, is bekend onder den naam van boercnpanrdcn,
cn gceft een gehcel, zóó weinig overecnkomend cn zóó vcrschillend,
dat het bijna onniogelijk is zich er i)i te orienteeren.
De r n die ei en kenmerkcndkoudbloedigtypc
hebben zijn: de bUjocgs, de paarden van H'jaìkn en Obnà, de
paarden van Mèsen. de Esllniidsche kleppers, de Filiseli e fiiiai-iieii
cn de Jmomh panrili-ii.
Met klimaat van Rusland vertoont een sterke afwisscling
van temperatuur tusschen het warme en koude jaargetijde, dat
het trouwens geniecn heeft met allevaste landen, ook is de lucht
in Rusland belrekkelijk droog.
W'at den bodem betrcft, bestaat Rusland, zoowel het gedeelte
dat in Europa als dat in Azio ligt, uit groote vlakten en
het droge landklimaat heeft hier de zoogenaamde Steppen doen
ontstaan.
Mot uitzondcring van een ijetrekkelijk kleiii deei dat bebouwd
is, is het ovcrige nog ccn groote vlakte met maagdclijken
bodem.
Het rcsultaat v.aii dit klimaat cn dezen bodem is een
plantengroei, in hoofdzaak bestaande uit ccnjarige grassen. Wel
bczit Rusland ook nog uitgestrekte bosschcn, doch deze vindt
men alleen op de bcigen of in vochtige en moerassige strcken
in het Noorden.
Het grootste gedeelte van dit machtige rijk, is des wintere
met sneeuw bedekt, en des zomers b^roeid met wilde kruiden,
of daar, waar don mensch don bodem gecultìveerd heeft, bezaaid
met graan.
Aan paarden is Rusland de rijkste Staat van de wereld.
In Europeesch Rusland zijn er, zooais gezegd, niet minder
dan 22 millioen, gemiddeld 26 paarden op 100 inwoners, een verhouding
die men neigens ter wereld aantreft De hoeveelheid
paarden in Asiatisch Rusland is eenvoudig nict te schatten, omdat
de gegevens daartoe ontbreken, doch in 't algemeen neemt men
aan, dat dit aantal cven groot, zoo niet grooter is, dan in Europeesch
Rusland.
In 1866 bedroeg het aantal Kibilkas of familiün van
Kii^hheii, die de steppen van Siberiü bewonen 300000, cn daar
de ärmste familien geregeld 15 il 20 paarden bezitten en de rijken
or somlijds 10000 op nahouden, zoo kan men ongeveer nagaan,
dat alleen het aantal paarden der Kirghizen het cijfer van millioenen
bereikt. Bovendien zijn er in Siberie nog een groot aantal
paarden van andere i-assen, zonder nog te rekenen de aanzienlijke
massa wilde paarden. Voegt men nu daaraan toe nog enkele
honderdduizenden Caucasische paarden, die nict begrepen zijn in
het getal opgegeven voor Europeesch RuslamI, dan krijgl men
een verbazcnd cijfei-.
Zonder overdrijving kan men dan ook zeggen, dat Europeesch
cn Aziatisch Rusland te zamen meer dan de helft van
het geheele aantal paarden der gansche wereld bezitten.
Daar algemeen aangenomen wordt, dat het tegenwoordige
tamme huispaard afsiamt van een oorspronkelijk wild paard en