T SANDELHOUT.PAARD.
nimmer den invloed der beschaving van een verlicht bestuur
genoten hebben.
Zonder tusschenkomst der Westersche beschaving, bleven
deze eilandbewoners steeds op dezelfde wijze voortleven, zoodat
zij slaafe blijven volgen bepaaldc gewoonten en zeden, waarvan
vele niet altijd gunstigen invloed op hun karakter hebben.
Ten opzichte van hunnen geliefkoosden paardenstapel hebben
zij, door voortdurende aanraking met Arabische paardenhandelaars,
den onzin geleerd, dat in het belang der fokkerij speciaal gelet
moet worden op bijzondere teekens en haarkleuren der paarden,
zaken die, zooals men weet. in de inlandsche maatschappij een
belangrijke rol speien bij de beoordeeling der paarden.
De Soembanees heeft een goed oog op een paard, en kan
vrij goed beoordeelen of een paard in het bezit is van uitmuntende
eigenschappen, goed gebouwd is, en met het op de
teekens en kleuren eene bijzondere waarde voor den handel
bezit Hij is tevens een d^l i j k ruiter, een goed paardenkenner,
en slim paardenhandelaar, maar een sleclit fokker, en hij heeft er
zelf veel toe bijgedragen, dat de Sandelhout thans in zoo'n betreurenswaardigen
toestand verkeert Behalve aan onvei^chilligheid,
moet het ook aan domheid geweten worden, dat hij zijn siecht
gebouwde kleine hengsten en siechte merriSn niet voor de fokkerij
uitsluit Hij vermoedt nog niet, dat de nakomelingen van
zulke dieren altijd siecht zijn.
Om de merriän bekomme« de Soembanees zieh al zeer
weinig. Hij rijdt ze op de zwaarste lochten, onder welke omstaadigheden
de merrisn ook verkeeren, van ze te sparen is geen
sprake. Een nauwkeurige verzorging, vooral na zware tochten
kent de Soembanees niet.
Een andere zeer verderfelijke handelwijze is het al te
vroege gebruik der jonge dieren, lang voordat zij volkomen ontwikkeld
zijn. Ook houdt de Soembanees in 't geheel geen toezicht
op de samenstelling der kudden, zoodat Sterke en zwakke,
flinke en minder goed gebouwde, groote en kleine dieren vrijelijk
onder elkander voorttelen. Dat op deze wijze al vrij spoedig
achteruitgang moet ontstaan zal wel geen betoog behoeven.
Wat de origine van dit ras betreft. wordt vrij algemeen
aangenomen, dat het van Arabischen oorsprong is, trouwens zijn
lichaamsvorm en zijn vastc constitutie getuigt daar wcl voor,
Vermoedelijk zijn er met de invoering der Mohammedaansche
Godsdiensten ook Arabische paarden naar Soemba gekomen. Er
bestaat een overlevering, dat er indertijd een schip met Arabische
paarden is gestrand, en deze paarden zouden de stamouders zijn
geweest van het nu bestaande ras.
Een andere lezing is, dat ei' ecns een Eiigelsch schip,
afkomstig van Australie, met een lading paarden bij Poeloeh
Noesoeh Manoh op de klippen is geloopen, en de paarden al
zwemmende aan den wal zijn gekomen, en zieh met de paarden
in den omtrek \'ermengd hebben Dit is de reden zegt men, dat
de paarden van Oost-Soemba grooter zijn, dan die van andere
deelen van het eiland.
De Sandelhout-paarden leven op hun eiland in een tamelijk
vrijen Staat Zij loopen het geheelejaar door vrij rond in de weiden,
en leven daar in kudden onder het oppertoezicht van 6en hengst.
Slechts enkele kudden worden des avonds, uit vrees voor diefstal,
naar de woningen gedrevcn, den volgenden morgen worden zij
echter weer vrijgelaten. Op deze wijze verschilt het leven der
Sandelhouts niet veel van dat der half wilde paarden, die immers
ook in kudden leven onder aanvoering van een hengst Door
deze levenswijze is natuurlijk de voortteling geheel aan het toeval
overgelaten en moet een famüieteeit hiervan het gevolg zijn. Dat
hierdoor op den duur een zwakker worden van den stam, en
een degeneratie van het zenuwstelsel ontstaan moet, wordt algemeen
aangenomen, Met zaakkennis geleid, kan zulk een fokwijze
daarentegen spoedig veel goeds tot stand brengen, wat ons meer
dan éen Europeesch ras bewijst, doch met uiterst strenge zorg
dienen de ouderdieren dan gekozen te worden.
Op het eiland Soemba onlbreekt iedere zaakkundige leiding.
De Soembaneesche vorsten (Radja's) en hunne hoofden dragen,
hoeveel prijs zij er ook op stellen eigenaars van vele kudden
paarden te zijn, over 't algemeen, zegt Vermast, schandelijk weinig
zorg voor de dieren.
De uitvoer der Sandelhout-paarden geschiedt hoofdzakelijk
door Arabieren, die geheele scheepsladingen paarden opkoopen
om die te Soerabaja, Semarang, Batavia o
te verkoopen. Het vervoer geschiedt doorgaans met zeilschepen
die bij goed weer 2 ä 3, bij siecht weer soms 14 dagen onderweg
blijven. Bij een knge reis lijden de paarden veel door de tropische
hitte, door de geringe ruimte en door het wein ige voedsel,
dat zij aan boord krijgen.
Gedurende tientallen van jaren zijn er op deze wijze transporten
der beste exemplaren van het eiland weggehaald, Men
schat de hoeveelheid paarden die door Arabische kooplieden daar
jaarlijks worden weggehaald op 1000 stuks.
De Arabieren die op dat eiland het hoogste woord voeren,
doen daar wat zij willen, en sedert al dien tijd, dat zij daar
paarden koopen, hebben zij, volgens Vermast, er het meest toe
bijgedragen het ras langzaam aan te rui'neeren.
Uit ondervinding wcten zij, dat men op Soemba voor
Sovereigns alles gedaan kan Icrijgen. Door het verstrekken van
voorschotten leggen zij voor het körnende jaar beslag op de
meeste jonge hengsten.
Dat de achteruitgang van het Soemba-paard nog niet
geleid heeft tot den ondergang, is, naar Vermast zegt, te danken
aan het volgende:
»De Radja's en de hovelingen zijn bezitters van vele fraaie
>hengsten, die min of meer in den reuk van heiligheid staan, en
»daarom heilige paarden genoenid worden. Deze dieren worden
»nooit van de hand gedaan, blijven dus bij hunne kudden,
»waardoor zij ontegenzeggelijk veel bijdragen tot het voortbren-
•gen van een goede en degelijke nakomelingschap, waaruit weer
•nieuwe lievelingspaarden gekozen worden.
»Jammer is het, dat de Soembanees er geen bezwaar in
»ziet, zulke fokdieren, als de Radja sterft, te onthoofden op zijn graf,
•Gelukkig komt het sterven van Radja's niet alle dagen voor,
»anders zou de Sandelhout al lang verdwenen zijn.
•Hoofdzakelijk is dus de Soembaneesche adel — en deze
•is legio — in het bezit van goede exemplaren.
•De ondergang der Sandelhouts wordt verder nog tegen-
•gehouden door de eigenaardige gewoonte in onze Kolonien, om
•voor alle diensten meestal hengsten te gcbruiken, waardoor heng-
•sten, die eenmaal hoofd eener kudde zijn, soms jaren lang in
»hun famillekring kunnen blijven voortleven en voorttelen, terwijl
»de jonge hengsten die door hunne ouders zijn verstooten, dus
»vrij rondloopen en zelf nog geen hoofd eener kudde zijn, door
•de Soembaneezen worden gcvangen cn op de hoofdplaatsen ten
»verkoop worden aangeboden.
•Voor een groot deel ook zijn de Sandelwoods in Staat
•gebleven, den strijd om het bestaan met de meeste hardnekkig-
»hcid vol te houden, ondanks dat alle machten als 't wäre samen