van de Europeesche handelshuizen; dat deel Staat in directe
relatie met Londensche-, New-Yorksche-en Hollandsche huizen.
Reeds treden enkele Chineesche maatschappijen op als exporteur,
zoodat binnenkort het ontstaan van een Chineeschen import-en
exporthandel kan verwacht worden op dezelfde wijze, als er
thans reeds een Japansche groothandel. bestaat.
D e Inlandsche handel is grootendeels slechts van plaatselijke
beteekenis en bepaalt zieh vrijwel tot den verkoop in het klein
van eigen producten van landbouw en nijverheid. Toch zijn er
ook hier teekenen van vooruitgang; vooral de bloei der
exportcultures heeft den Inlander tot navolging aangespoord;
leiding blijkt echter nog onontbeerlijk en bovendien, strijdige
belangen moeten door een onpartijdig bestuur worden gewogen,
teneinde te komen tot een regeling, welke alle partijen bevredigt.
Noemen w e ten slotte nog de groote geldinstellingen, als de
Javasche Bank, die als circulatiebank fungeert, de Nederlandsch-
Indische Escompto-Maatschappij en de Bank voor Indie, die zuivere
bankzaken drijven, de Nederlandsche Handel-Maatschappij, die
de gouvernementsproducten verkoopt en ook als credietbank
optreedt, evenals de Nederlandsch-Indische Handelsbank, verder
de Nederlandsch-Indische Landbouw Maatschappij, de Handels-
vereeniging „Amsterdam”, de Cultuurmaatschappij der Vorsten-
landen en de Internationale Crediet-en Handelsvereeniging
„Rotterdam”, enz. welke instellingen alle door het verleenen van
credieten den handel moge-lijk maken.
Meer ten behoeve van de credietverleening aan Inheemsche
handelaars en producenten dient het Volkscredietwezen, waaron-
der verstaan wordt een organisatie van kleinere credietbanken,
met Regeeringssteun opgericht. Het doel daarvan is, een einde
te maken aan het woekereuvel, dat funest dreigde te worden
voor de Inheemsche bevolking en de ontwikkeling van handel
en industrie tegen hield.
Dat het geld- en credietwezen in Nederlandsch-Indie sterken
gezond is, is gebleken tijdens de h evigeschokken, welke de w ereld-
oorlog teweeg bracht en die het onverzwakt heeft doorstaan.
D e Inheemsche nijverheid, hoewel voor de wereldmarkt van
weinig beteekenis, is voor de Inlandsche bevolking van niet
te onderschatten belang. Van Regeeringswege worden reeds
sedert langen tijd pogingen in het werk gesteld om die nijverheid
te bevorderen; deze pogingen hebben tot motief, het verschaffen
van nieuwe bronnen van inkomsten aan de snel toenemende
bevolking. Vakkundigen op verschillend gebied werden aangesteld,
o. a. voor steen-, pannen-en pottenbakkerijen, voor touwslagerij,
leerlooierij en voor de textielnijverheid; aan dezen maatregel is
het te danken, dat een toenemende bloei daarvan is te constateeren.
D e Inheemsche kunstnijverheid is reeds besproken in Hoofd-
stuk II en behoeft hier dus geen nadere behandeling.
D e Europeesche industrie heeft zieh den laatsten tijd snel ontwikkeld
en wordt van steeds grooter beteekenis voor Nederlandsch-Indie.
Trouwens, reeds lang werd de wensch gekoesterd, om zieh door mid-
del van eigen industrieen onafhankelijk te maken van hetbuitenland.
In een land als Nederlandsch-Indie, waar de afzetmogelijkheid
binnen enge grenzen beperkt is en bovendien aan vreemde
mededinging het hoofd moet worden geboden, heeft de indus-
trialisatie een moeilijken weg te doorloopen.
Regeeringssteun is daarom in den eersten tijd onontbeerlijk en
wordt dan ook in ruime mate verleend. Behalve dat hiermede
de nijverheid op zichzelf wordt bevorderd, wordt op deze wijze
een groot economisch belang gediend, daar het met dezen
Regeeringssteun mogelijk is reeds dadelijk een behoorlijk bestaan
te waarborgen aan duizenden Inlandsche ingezetenen, die in de
industriecentra werkzaam zijn.
Amsterdam concerns. Already some Chinese companies act as
exporters. It may, therefore, be expected that Chinese export
and import commerce will shortly be conducted on similar lines
as already carried out by the existing Japanese wholesale trade.
Native commerce is largely o f local significance only and is
limited mainly to a retail sale o f indigenous agricultural and
industrial products. Here also signs o f progress are to be seen;
the boom o f the export cultures has induced the Native to
immitation; proper management, however, is still called for and
conflicting interests must be carefully weighed by an impartial
Government in order to arrive at a solution which is acceptable
to all parties.
Finally we ought to mention the large financial institutions
such as the Java Bank, which is the circulation Bank, the N e-
derlandsch Indische Escompto Maatschappij and the Bank voor
Indie, which limit their activities to purely banking business,
the Nederlandsche Handel Maatschappij, which sells the government
produce, acting also as a credit agency, similar to the
Nederlandsch Indische Handelsbank, further the Nederlandsch
Indische Landbouw Maatschappij, the Handelsvereeniging ’’Amsterdam",
the Cultuurmaatschappij der Vorstenlanden and the
Internationale Crediet- en Handelsvereeniging ’’Rotterdam”, all of
which institutions facilitate commercial transactions.
The Department for Native Credit Institutions, an organization
o f smaller loan banks, has been established with Government
assistance. The purpose is to make an end to the evil o f usury
which threatened to become detrimental to the Native population
and the development o f commerce and industry.
That the financial and credit system o f the Dutch East-Indies
is strong and internally sound has been shown during the time
of stress occassioned by the European world-war, which it
withstood without serious losses.
The native industry, although of little significance to the
world-market, is of a not to be under-estimated importance to
the indigenous population. The Government repeatedly endeavours
to further this industry; the purpose being to provide
fresh sources of subsistence for the rapidly increasing population.
Skilled workers have been appointed to further the respective
trades, such as the stone,-, tile-and pottery-works, rope factories,
the tanneries and the textile industries; to these measures it is
due that these industries have developed to a considerable extent.
The Native arts have already been dealt with in Chapter II
and need no further comment.
Th e European industry has made considerable strides of late
and is becoming o f ever greater importance to the Indies.
Already for a long time the need had been felt to be independent of
other countries in this respect. As the markets for a country
like the Netherlands East-Indies are very limited, foreign competition
having also to be met, this industrialization has to surmount
many obstacles.
Government aid is, therefore, for the present indispensible
and is also granted on a liberal scale. Apart from the impulse
given thereby to industry, important economical purposes are
also served, thousands o f Natives being at once enabled to find a
living in the industrial enterprises.
286. Het Hoofdkantoor van de Javasche Bank te Batavia, de grootste bankinstelling, tevens circulatiebank van
Nederlandsch-Indie; kapitaal fl 6.000.000, reserves op 31 Maart 1923 fl 6.183.792,97, goudvoorraad fl 161.265.331,36.
286. The Headoffice o f the Java-Bank at Batavia, the largest bankingcorporation also circulationbank of the
Netherlands East Indies. The capital amounts to fl 6.000.000., reserve-funds o f March 31 1923 fl 6.183.792.97,
goldsupply fl 161.265.331.36.
287. Het Hoofdkantoor van de Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij te Batavia, eveneens een groote bankinstelling.
2 87. The headoffice o f the Netherlands East Indian Discount Company at Batavia, also a large banking-corporation.