nu teruggekeerden en zieh in dat fabelachtige land schatten te
verzamelen.
Begrijpelijk, dat men zieh niet tevreden stelde met een enkelen
tocht alleen; de uitkomst leerde w el, dat er bij meer ondervinding en
uitgebreider kennis van het land nog grooter voordeel te behalen was.
Men zocht en vond de mannen, die bereid waren, hetzij hun
geld, hetzij hun ondervinding ter beschikking te stellen van hen,
die de middelen bezaten om meer schepen uit te rüsten; men
richtte met dat doel op verschillende zeeplaatsen compagnieen op
en zoo ontwikkelde zieh allerwege een koortsachtige bedrijvigheid. .
Een mächtige ondernemingsgeest ontstond, die wel is waar slechts
geboren werd uit de zucht naar geldelijk gewin. maar die dan toch
ook de drijfveer is geweest tot het verrichten van daden van
grooten moed en durf, waaraan het nageslacht met trots terugdenkt.
Al spoedig bleek het noodig, al die ondernemingen in geordende
banen te leiden. Het was vooral Joan van Oldenbarnevelt, die
inzag, welk een groot politiek belang de vaart op Indie had, omdat
hij begreep, dat een Sterke Compagnie een krachtig wapen zou
zijn in den strijd tegen Spanje. De vrije handel werd daarom
aan banden gelegd en aan „De Vereenigde Oost-Indische Compagnie”
een uitgebreid octrooi verleend, hetwelk haar o.a. het
recht gaf, „eenige forteressen ende versekertheden” te bouwen.
U it deze „forteressen ende versekertheden” is Nederlands koloniaal
rijk gegroeid.
Kon de Compagnie aanvankelijk slechts beslag leggen op enkele
vaste piinten in de Molukken en bij Banten, spoedig breidde zij haar
bezittingen meer en meer uit. Zoowel Spanjaarden en Portugeezen
als de Inländers werden met schrik voor den naam der Holländers
van de Compagnie vervuld, zelfs tot ver buiten de grenzen van den
Archipel. Doch door die uitbreiding van haar macht zag zij zieh
ook verplichtingen als souverein opgelegd en waar die plichten
niet in overeenstemming waren te brengen met haar belangen
als koopman, moest zij ten slotte wel onder gaan. Tegen het eind
der 18de eeuw verdween de Compagnie en de Staat nam haar
over met alle lusten en . . . . veel grootere lasten.
Doch eerst na het Engelsche tusschenbestuur kon met kracht
een nieuwe koers worden uitgezet, teneinde te trachten overal
ordelijke toestandeh te scheppen. W e l was men in het begin
er nog te veel op bedacht om zooveel mogelijk voordeel te trekken
uit het z.g. koloniaal bezit, doch met de te dien opzichte veränd
e rn d e zienswijze gingen meer en meer Regeeringsmaatregelen
gepaard, welke erop gericht waren om een vriendschappelijken band
tusschen het moederland en de kolonien nauwer te leggen.
Het is hier niet de pläats om, al wäre het slechts vluchtig, de
feiten te vermelden, welke in vloed hebben gehad op de ontwik-
keling van Indie tot wat het nu is, noch om de namen op te
sommen van hen, die ook in de laatste tijden hunne gaven van
hart en verstand dienstbaar hebben gemaaktaan het algemeen
welzijn. Trouwens, velen mögen zoo hebben uitgeblonken, dat
hun arbeid wijd en zijd vermaardheid heeft verworven, wat
zouden zij tot stand hebben kunnen brengen zonder den moed en
de toewijding van zoo vele eenvoudigen, wier namen niet zouden
kunnen worden genoemd, omdat zij in den nacht der vergetelheid
zijn verzonken? .
Laat het genoeg zijn, hier slechts met tro.tsche vreugde te
mögen vaststellen, dat er door alle tijden heen steeds mannen
gevonden zijn en steeds opnieuw zullen worden gevonden, bereid
om op het voorbeeld der vaderen hun beste krachten te wijden
aan den opbouw van hetgeen noodig is, om Indie tot grooter
bloei te brengen en het te maken tot wat het, tezamen met het
oude land in Europa, behoort te zijn: „Een grooter Nederland”.
taking the same route as those, who had just returned, and
desired to accumulate treasures in that fabulous country.
As a matter o f fact the Dutch did not content themselves
with one expedition only; the results had proved clearly that
more profit could be obtained, when the land had become
better known and had been explored. Men were sought for
and found, who were prepared to give, either their money or
experience to those who were able to fit out more ships.
W ith that purpose in view, companies were floated in different
towns, and so there was born everywhere a spirit o f enterprise
which certainly originated in rapacity, but which also became
the motive for many brave and daring deeds.
In a very short time it. became clear that an absolutely
guaranteed co-operation had to be brought about amongst
all these companies. Especially Joan o f Oldenbarnevelt at
that time grand-pensionary of the States o f Holland, perceived
the great political importance o f the navigation to India,
because he understood that a powerful Company would be a
strong weapon in the conflict with Spain. The conditions o f free
trade were, therefore, restrained, and the „Corporated East Indian
Company” acquired large privileges, which gave it the right
o f building some „fortresses and secure places”. Out o f these
„fortresses and secure places” our colonial empire has grown.
At first the Company could only seize a small number of
places in the Moluccas and near Banten, where there were
already some Dutchmen living, but very soon its possessions
were multiplied. Spaniards and Portuguese as well as. the
natives became to fear the very name o f Dutchmen, even
to far beyond the confines o f the Archipelago.
But in. the increase o f its power, the Company became also
more and more charged with the duties o f a Sovereign, and as
these duties could not be brought into line with its commercial
interests, the companysystem had to be:.abandoned.
The government was then taken over by the State in that
turbulent period at the end o f the 18th century, and it is not
to be marvelled at that at the commencement o f the 19th century
not much had been prepared and enacted on which a solid
foundation could be built.
It was only after the British interregnum that the Indian
Government was able to • start on a new course,-in order to
create better and more regular conditions. At first it was the
intention to make as much pecuniary profit as possible out of
our so-called colonial possessions,, but later on a gradual
change took place in this respect, the Government passing
new ordinances, striving more and more for the ideal o f a
close union o f the mother-country with the colonies.
A statement o f the facts, however lightly dealt with, which
had an influence on the development o f the Dutch East Indies
to their present state, would fall outside the scope o f a work
of the present nature, as would also any compilation o f the
names o f th o se who gave their talents for the public good.
Indeed, many may have so excelled that their deeds have
become famous far and wide, but what would they have attained,
without the courage and aid o f so many humble persons, whose
names could hot even be mentioned, because they are buried
in oblivion? Let it suffice, to proudly mention the fact that
there have always been, and there will surely again be found,
the men, willing, like their ancestors, to further the progress
o f the Dutch East Indies, and to make it, together with the old
country in Europe, „a greater Holland”.
VIER GROOTE MANNEN UIT HET BEGIN VAN DE GESCHIEDENIS VAN DE V. O. C.
FOUR FAMOUS MEN AT THE TIME OF THE COMMENCEMENT OF THE HISTORY OF THE V. O. C.
1. JAN H UYG EN V A N LINSCHOTEN ( f 1611).
2. CORNELIS D E H O U TM A N (+ 1599).
4. RUM PHIU S ( t 1702). 3. JAN PIETERSZOON COEN (+ 1629).