decoratieve compositie en kleurencombinatie schitterend kunstwerk
geleverd, datsomsaan de heerlijkste Perzische tapijten denken doet.
Soortgelijke opmerkingen als over de reeds besproken kunst-
gebieden, kunnen gemaakt worden over andere Indische kunst-
uitingen als: muziek en zang, belletrie, sculptuurkunst, blad- en
vlechtwerk en die esthetische uitingen, welke voor den dag
treden bij het tatoeëeren, de boomschorsbewerking, het potten-
bakken, het weven, de metaalbewerking, de architectuur en het
schilderen. Het streven naar fantastisch styleeren is van Maleisch-
Polynesischen oorsprong. dus eigen aan het ras. Het naturalisme
in de kunst, waardoor de Hindoe-cultuur zieh kenmerkte, heeft den
drang naar fantastische vormen bij de Indische volken geenszins
kunnen temperen. W e l werden Hindoe-motieven overgenomen,
maar steeds na getransponeerd te zijn in eigen gestyleerde uitbeel-
dingsvormen. Vreemde invloeden zijn niet veel te bespeuren. De
hoogstaande Chineesche kunst, waarvan v eel specimina in deze gewesten
verspreid zijn, lieten d e volksziel bijna geheel onberoerd. Een
typisch psychologisch feit is zeker wel,. dat de Islamitische invloed op
de Indonesische kunst nog geringer is geweest dan de Chineesche.
Het stichtingsjaar (1778) van het Bataviaasch Genootschap
van Künsten en Wetenschappen, sedert kort met het praedicaat
„Koninklijk” vereerd, mag beschouwd worden als het begin van
een nieuwe aera in de geschiedenis van Nederlandsch-Indië
en wel van die période, waarin onderzoekingen van weten-
schappelijken aard aanvingen. Aanvankelijk stelde dit Genootschap
zieh ten doel „in zijn kring van onderzoekingen aile
onderwerpen te bevatten, die zouden kunnen strekken ten nutte
van landbouw, koophandel en de bijzondere welvaart van Neder-
landsch-Indië, verder de bevordering van kunsten en wetenschappen”.
Door de groote uitbreiding vooral van de natuur-
wete-schappen bleek zulks op den duur niet meer mogelijk en
moest het zieh beperken tot de oudheidkunde, geschiedenis, taal
en land- en volkenkunde van den Archipel, terwijl d e beoefenaars
van de natuurkundige wetenschappen zieh in 1850 aaneensloten
en de Koninklijke Natuurkundige vereeniging oprichtten.
D e archeologische wetenschap wordt beoefend door den Oud-
heidkundigen dienst; aan dezen tak van Staatszorg is het te
danken dat veel, wat eerst een onoplosbaar vraagstuk in de g eschiedenis
scheen te moeten blijven, thans is opgehelderd.
Ook de natuurkundige wetenschappen vinden, als gezegd, in Indië
beoefenaars. Wij wijzen slechts op de oceanografische onderzoekingen,
de vele exploratietochten, de natuurwetenschappelijke
expedities, den arbeid der botanici en noemen in dit verband
Gouvernements-instellingen als de Plantentuin te Buitenzorg met
vele laboratoria voor onderzoekingen ten dienste der cultures,
de door particulieren opgerichte proefstations voor suiker-, rubber-,
koffie- en tabakscultuur, het Indisch Comité, het Koninklijk M agnetisch
en Meteorologisch Observatorium, de Nederlandsch-Indische
Sterrenkundige Vereeniging, die de eerste sterrenwacht in de
tropen stichtte en de geneeskundige laboratoria, waar spéciale onderzoekingen
worden verricht ter bestrijding van tropische ziekten.
Met betrekking tot de technische wetenschappen bevindt
Nederlandsch-Indië zieh in een minder günstige positie, daar de
ontwikkeling der techniek in Sterke mate afhankelijk is van die
in het moederland. Sedert de oprichting van de Technische
Hoogeschool zal ook hierin spoedige vooruitgang zijn te bespeuren.
Ten slotte mögen hier vermelding vinden de vereeni-
gingen, welke zieh ten doel stellen het oprichten en in stand-
houden van bibliotheken ; zij hebben met betrekking tot de
volksontwikkeling groot nut gesticht en de woorden bewaarheid,
eenmaal door Carlyle gesproken: „De wäre hoogeschool van
onzen tijd is een verzameling boeken”.
to decorative composition and combination o f colours it may be
called superb, this kind o f work sometimes showing a remarkable
resemblance to the most exquisite Persian rugs.
Comments as already made with regard to the various branches
o f art, might also be made with regard to other Indian art-
expressions such as: music and singing, literature, sculpture,leaf-
and plywork and the esthetical expressions which are evident in
’ tattooing, working tree-bark, pottery, weaving, metalworking,
architecture and painting.
The effort to fantastical decorative drawing is o f Malayan-
Polynesean origin and, therefore, peculiar to the race. The naturalism
in art which is a peculiarity o f Hindoo-culture, has not
hampered the desire o f the Indian peoples for fantastic forms.
Hindoo subjects were copied but always transposed to their
own style o f reproduction.
Foreign influences have hardly left a mark. The fine Chinese
art o f which so many specimens are spread over these lands,
practically left the soul o f the natives untouched. A typical
psychological fact is that the Islamatic influence on native art
has been still less than the Chinese.
The year o f the foundation o f the "Batavian Society for Arts
and Sciences” (1778), not long ago honoured with the title of
"Royal Society”, may be regarded as the beginning o f a new
era in the history of the Netherlands East-Indies, more specially
o f the period during which investigations o f a scientific nature
were entered upon.
At first the purpose o f this Society was stated to embrace
within its scope the investigation o f all subjects which could be
useful to agriculture, trade and the prosperity o f the Dutch
East-Indies ; further the advancement o f arts and sciences. Owing
to the expansion, especially o f natural sciences, this proved
impracticable in the long run and the Society had to restrict
itself to antiquities, history, languages and knowledge o f the
Archipelago, whilst those who studied natural-historic sciences
organized the ’’Royal Natural Historic Society" in 1850.
The archeological science is furthered bij the Service for Antiquities,
it being due to the activity o f this government département
that many questions which at first appeared insolvable
have been satisfactorily explained.
The natural-historic sciences are also puesued by many people
in the Indies. W e only mention the large number o f oceanographical
investigations, the many explorations, the naturalhistoric expeditions,
the labours o f the botanists and mention in in this connection
the Government départements such as the Botanical Gardens
at Buitenzorg with its numerous laboratoriums for investigations
in the interests o f the cultivations, the experimental stations which
have been organized by private enterprise for the cultivation o f
sugar, rubber, coffee, tea and tobacco, the Indian Committee, the
Royal Magnetic and Meteorological Observatory, the Netherlands
Indies Astronomical Society which founded the first Observatory
in the Tropics, and the medical laboratories where special
investigations are conducted to combat tropical diseases.
As regards technical sciences the Dutch East-Indies are in a
less favourable position as the development o f technics is very
much dependent upon the homeland. Since the institution o f a
Technical University advancement may be looked for also in this
direction. Finally the societies may be mentioned here which
have set themselves the task of fonding and maintaining libraries ;
they have been o f great service from a standpoint o f education
of the masses and have demonstrated the truth o f the saying of
Carlyle; „The real University o f our time is a collection o f books”.
181. Tjandi Djeboeng bij Kraksaän in de residentie Pasoeroean. Het is een Boedhistische tempel, dateerend
van 1330 en vooral merkwaardig als het eenige voorbeeld van een rondbouw op een vierkant voetstuk.
181. Tjandi Djebung near Kraksaän in the residency of Pasuruan. This is a Bhudistic temple, dating from about
A. D . 1330. It is specially noteworthy as the only example o f a circular building on a square foundation.
182. Hindoe beeiden en beschreven steenen, gevonden nabij
Fort van der Capellen ter Sumatra’s Westkust; deze vondst bewijst,
dat de Hindoes zelfs tot daar waren doorgedrongen, een om-
standigheid, waaraan vroeger werd getwijfeld.
182. Hindoo images and inscribed stones, found near Fort
van der Capellen at Sumatra's W e st coast. This find proves that
the Hindoos had even penetrated as far as this place, a fact
which was formerly doubted.
183. Overblijfselen van Hindoe-tempels op het Dieng- plateau in
Midden-Java, dat in den Hindoe-tijd bijna geheel met tempels en
andere gebouwen is bezet geweest.
183. Remains of Hindoo temples on the Dieng-plateau in Mid.-
Java; during the Hindoo period this plateau was nearly entirely
covered with temples and other buildings.