113. Kobongan d. i. bruidsvertrek; hier van een aanzienlijk echtpaar in de Vorstenlanden. Op deze plek hebben
de inzegening van het huwelijk en de daarbij behoorende ceremonien plaats en neemt het in den echt verbonden
tweetal de gelukwenschen in ontvangst. Het vertrek dient dus alleen voor staatsie.
113. Kobongan, which means bridal abode; in this instance o f a noble couple in the Vorstenlanden. On this spot
the blessing o f the wedding and other ceremonies take place and the congratulations are accepted by the newly-
married couple. This room is, therefore, only used on state occasions.
114. Een bruidspartij bij den
Sultan van Pontianak. D e ze-
ven meisjes met de kroontjes
op het hoofd, allen familieleden
van den Sultan, traden dien dag
tegelijk in het huwelijk. Men
ziet den Sultan op den achter-
grond (met een witte petop).
114. A bridal party at the palace
of the Sultan of Pontianak.
The seven girls with the small
crowns on their heads, all relatives
o f the Sultan, were all
married on the same day. The
Sultan is to be seen at the back
(wearing a with cap).
115. Gajo’s in feestkleedij. Volgens de overlevering ontleenen
zij hun naam aan het feit, dat hun voorvaderen, toen het
oorspronkelijk stamland Pasé tot den Islam werd bekeerd,
naar den bovenloop der Peusanganrivier vluchtten. („Gajo-
gajo” zou n.l. een oud-Atjehsch w oord zijn, dat „hard loopen”
beteekent).
Zij vertoonen in uiterlijk, bouw der huizen enz. veel over-
eenkomst met de Bataks, hoewel ook de Atjehers veel invloed
op de wording der Gajo’s hebben gehad. Uit de kleeding der
hier afgebeelde personen blijkt dit laatste zeer duidelijk.
115. Gajo’s in festive dress. According to tradition they derive
their name from the fact that their ancestors, after their
country o f origin Pasé had been converted to Islam, fled to
the upper reaches o f the Peusangan river. (,,Gajo-gajo” is understood
to be an old Atjeh word for „running fast”). As
far as their facial expressions, the construction o f their
houses etc. are concerned they show much similarity to the
Bataks, although the Atjehnese have also left their mark on
the Gajo’s. This is clearly demonstrated by the clothes worn
by the persons on the picture.
116. Meisjes uit de Padangsche Bovenlanden in ouderwetsche
dracht, bestaande uit: kain, badjoe, salendang en hoofddoek.
Vooral de twee laatstgenoemde kleedingstukken zijn bij
gegoede Inlanders, zooals ook op de foto, rijk doorweven
met gouddraad, dat door eigen werklieden getrokken wordt
van gouden muntstukken. D e sieraden bestaan uit oorhangers,
hals- en armbanden en somtijds uit een gouden nagel, die
gedragen word aan de pink van de linkerhand.
116. Girls from the Padang highlands in old fashioned dresses
composed of: kain, badju, salendang and headcloth. Especially
the two lastnamed articles o f clothing are, with the more well-
to-do natives, such as are shown on this photo, richly woven
through with golden thread. This is drawn out by their own
craftsmen out o f gold coins. The decorations consist o f ear-
decorations, necklaces and arm-bracelets, and sometimes a golden
nail, which is worn on the pink of the left hand.