Een onvergetelijk schouwspel van w oeste pracht leveren d e ravij-
nen op, waarin, in vervaarlijk en ondoordringbaar woud, geweldige
water vallen dauw-stuivend neerplonsen en waar den nietigen mensch
een grandiose inkijk wordt gegund in de onvatbare geheimenissen
der immense levenscentrale, die „oerwoud” heet . . .
Betreden wij het woud.
W elk een plechtig schouwspel bieden de bladergewelven en zieh
in majestueuzen trots ten hemel verheffende boomzuilen!
In de zwoel-zware, levenszwangere atmosfeer stijgen, geurend
als een heilig reukoffer, ten hemel op, de etherische bestanddeelen
van orchideëen- en lianenbloemen. In het läge hout ontwaren w e
fuchsia's, rhododendrons, begonia’s . . . .
Op duizenderlei wijzen kondigt het ontluikend leven zieh hier
aan. In het oerwoud hunkert het leven naar gelegenheden om
zieh, in ontelbare vormen, te kunnen manifesteeren steeds opnieuw,
onweerstaanbaar, onverpoosd de eeuwen door . . . . .
Het is een frappant feit hoezeer alle woudgeluiden in overeen-
stemming zijn met de kathedrale stemming van het woud zelf.
Neem de geluiden van het insectenheir o f het mysterieuze geroep
der boschvogels, het is om het even.
Alles draagt er toe bij, de religieuze plechtigheid te verhoogen.
Banen wij ons een weg door het oerwoud, dan zullen we wel-
licht uitkomen bij een o f ander stemmingsvol kratermeer van g eheimnisvolle,
sprookjesachtige schoonheid.
O f wel zullen wij aanschouwen een werkzamen krater met
naakte wanden, waarin een gezwavelde modderbrij met woedend
gebrom kookt en kolkt en borreit . . . Dàn zullen we beter dan
ooit tevoren beseffen de absolute tegenstelling tusschen de dóóde
en de lévende natuur ; tusschen den gloeienden, teugelloozen
wereldchaos, dien gigantischen hoogoven van ziedende, levens-
vijandige oerkrachten eenerzijds, en d e door een regelend cosmisch
vernuft in het aanzijn geroepen fijn bewerktuigde Organismen, ver-
vuld van mysterievol leven, en alle overige sublieme heerlijkheden
dezer aarde anderzijds.
Met het Indische landschap en de tropische natuur in harmonisch
verband staan de kinderen deslands. De interessante inheemscheras-
sen zijn talrijk, en veelvuldig zijn de punten van onderscheid daartus-
schen. W a t vele verschillen en tusschenvormen zijn er niet tusschen
de koppensnellers en kannibalen van Bornéo en Nieuw Guiñé eenerzijds
en de Javanen, Soendaneezen en Maleiers anderzijds!
Doch niet op wat verdeelt, doch op w at vereenigt wilde ik hier de
aandacht vestigen. En dan wijs ik er op, dat al die volken uit onzen
Archipel, hoe ze ook mögen verschillen, menschen zijn, ja : in wézen
menschen als wij. Die echt menschelijke kern möge soms w el zeer
verborgen zijn, afwezig is zij nóóit. Bij de ontdekking van een
nieuwen, zéér primitieven volksstam tijdens de Centraal Nieuw
Guiné-expeditie in 1920 is dit weer opnieuw duidelijk gebleken.
Daar de hooger staande volken van den Archipel ook de gees-
telijke waarde kennen van een Godgewijden levenswandel, van den
maagdelijken- en den kluizenaarsstaat, van vasten en bedevaarten,
liet het zieh aanzien, dat die volken ook ontvankelijk zouden zijn
voor de verheven christelijke ideeënwereld.
In de overtuiging, dat alle menschenrassen van oorsprong en
in wezen één zijn, slechts gradueel en niet essentieel verschillen,
mögen wij het beste verwachten van een streven om alle volken
van den Oost-Indischen Archipel de zegeningen der Cultuur te
brengen om daarna met hen samen te werken tot gemeenschap-
pelijken opgang naar een nog hooger peil in verre toekomst.
A picture o f unbridled force is presented by the ravines
in which, in imposing and impenetrable forest, tremendous
waterfalls tumble amidst clouds of spray, puny humanity is
allowed a glorious glance o f the undeterminable secrets o f the
immense central power station o f life which is called „primeval
forest” .........................
What a solemn picture is presented bij the foliage and the
columns o f trees rising heavenward in majestic pride.
Fragrant as holy incense the etherial components o f orchids
and liane-flowers ascend upwards in the heavy, depressing, life-pregnant
atmosphere. In the lower shrubs w e notice fuchsia’s, rhododendrons
and begonia’s.
The budding life is announcing itself in a thousand different
ways. Life in the forest longs for the opportunity to manifest
itself in countless forms.
It is remarkable-how all forest-sounds are in harmony with
the cathedral atmosphere o f the forest itself. Take the sounds
of the myriads o f insects or the mysterious groups of forest-birds,
it does not matter.
Everything contributes towards the religious solemnity.
Let us clear ourselves a path through the forest, then w e may
come upon some crater-lake o f secret, fairylike, impressive b eauty . .
Or we may behold an active crater, with naked walls, within
which sulphered mud-pap boils, growls, and gurgles madly . .
Then we will . realize better than before the absolute contrast
between dead and living nature, between the glowing, guideless
world-chaos, this gigantic furnace o f boiling, lifeantagonistic,
primeval forces on the one hand, and the deliçàte organisms,
called into being through a ruling, cosmic-intelligence, filled with
mysterious life and other sublime blessings, on the other.
The children o f the country are in harmonic agreement with
the Indian landscape and the tropical nature. The interesting native
races are numerous and many are the points o f divergence
between them. H ow many differences there are between the
headhunters and cannibals o f Bornéo and N ew Guiñé on the
one, and the Javanese, Sundanese and Malays on the other hand.
But not on what divides, but on what unites I wanted to fix
attention. I point out that all the peoples o f our Archipelago are
human beings, however much they may differ; yes in fact are
people like ourselves. This real human principle may sometimes
be very much hidden, but never it is absent. There may, therefore,
be important gradual differences, but the existence of an
essential difference can not be admitted any more in these days.
This has been shown again recently when a new, very primitive
tribe, was discovered during the Central N ew Guiné-expedition
in 1920.
As the more advanced peoples o f the Archipelago know the
spiritual value of a life devoted to the Supreme Being, of the
virginal- and hermit state, o f fasting and pilgrimage, it appeared
probable that these peoples would also be receptive to the world
o f Christian ideas.
Starting from the principle that all human races are one with
regard to their origin and being, we may expect excellent results
from the efforts to bring to all the peoples o f the Indian
Archipelago, the blessings o f civilization and we may afterwards
co-operate with them towards a united climb to a higher plane
in the remote future.
in de tropen. 33. Sunrise in the tropics.