118. Huis in de Bataklanden. Dit is wel een
der fraaiste specimina van d e Bataksche bouwkunst,
een z.g. roemah sendi; de stijlen staan op steenen
neuten en zijn door dwarsbalken (sendi) onderling
verbonden. De onderbouw is een eenvoudig
langwerpig vierkant, maar aan het dak is veel
zorg besteed; het is, hoewel bovenmatig groot,
toch licht van constructie; door ,,alo angin" (wind-
keerders) wordt het weerstandsvermogen nog ver-
hoogd, terwijl de sierlijke afwerking, bereikt met
primitieve hulpmiddelen, ieders bewondering op-
wekt.
118. House in. the Batak country. This is one
of the fine specimens o f Batak architecture, called
a rumah sendi; the be ams stand on stone supports
and are interconnected with wooden rafters
(sendi). The lower part o f the building is a
simple elongated square, the roof, however, has
been constructed with much care; although proportionally
rather large, it is, notwithstanding,
o f a light construction; the power o f resistance
is increased by ,,alo angin” (wind-turners), whilst
the decorative finish, carried out with primitive
means, calls for admiration.
117. Voorname Niassche vrouw in
adatkleeding. Hierbij vallen vooral op
het aantal en de soort van sieraden,
welke daarbij gedragen worden. Op
feesten verschijnt de gegoede Niasser
met zooveel mogelijk gouden versier-
selen, waaronder somtijds fraai bewirkte.
Het laten vervaardigen daarvan boven
een door den adat vastgestelde waarde
is een voorrecht der hoofden.
117. Superior Nias woman in adat
dress. The number and kind o f decorations
call for attention. The well-to-
do Niasser appears at the native feasts
with as many golden decorations as possible,
some o f which are often exquisitely
made. T o wear similar decorations o f
a value exceeding a certain sum fixed by
„adat" is a priviledge o f the chiefs.