Het andere (II.) dat in Art. 3 voorkomt i s , dat alle uitga-
ven voor liet Eijks Museum zullen worden afgescheiden van
die van de Hoogeschool te Leiden.
Op bl. 6 en 7 van mijn Berigt heb ik gezegd. // De uitgaven
voor het Museum werden reeds in 1821 (zoo ik mij
niet bedrieg) van die der Hoogeschool afgescheiden.”
Ik heb mij alleen daarin vergist, dat deze bepaling in 1822
in werking is getreden , en niet in 1821 j dit was het jaartal
van het Besluit (12 April 1821).
Ware het laatstgemelde Besluit mij in Julij 1860 bekend
geweest, ik had het even goed als andere bescheiden in mijn
Berigt kunnen doen_ drukken.
Door de lezing van dat Besluit, is niets ter mijner kennis
gekomen, dat ik vroeger niet wist, niets, dat ik in mijn Berigt
onvermeld liet. Ik heb nimmer beweerd, dat het Eijks
Museum van Natuurlijke Historie geen Eijks Museum was,
’t geen eene ongerijmdheid zou zijn. Ik heb alleen aange-
toond, dat het niet opgehouden had een akademisch Museum
te zijn, dat het geschonhen was aan de Hoogeschool van Leiden
orn te streichen ten dienste van het onderwijs. Daartoe
heb ik geene redeneringen noodig gehad, maar alleen de be-
sluiten' zelve Woordelijk behoeven aan te halen.
Leiden, April 1862.