r
b. v. en ons vaderland, het gevolg zijn van vrij en grondig
onderzoek.
Op de boot leerde ik vele Deensche geleerden nader
kennen, onder anderen den voortreffelijken Botanist
s c n o u w , die in Denemarken zeer bemind en geacht
i s , waar hij meermalen Yoorzitter was der Stenden, een’
liberalen man in de wäre beteekenis vanhetwoord. Zijn
mannelijk gelaat, bruinachtig, met donker, gnjswordend
haar, vertoont e rnst, door vriendelijkheid getemperd.
De beroemde o e r s t e d bevond zieh mede in ons ge-
zelschap, gelijkookde Professoren e s g h r i c h t , z e i s e ,
f o r c h h a m m e r en m o l b e c h . B a u s , dien men in
Denemarken voor een’ der eerste artsen houdt, en
J A C O B S O N keerden niet met ons terug. Yoorts had ik
hier tot reisgezellen de Heeren e i c h w a i d uit Petersburg
, dien ik reeds vroeger te Leiden had leeren kennen,
en Prof. h o r n s c h u c h uit Gre ifswalde, die met mij
tot K ie l de reis voortzette en wiens kennismaking voor
mij eene der aangenaamste vruchten dezer reize was.
Onze bediening op het schip was siecht, en voor de
tafel vooral was geene zorg gedragen. Men had zieh
daartoe met een’ Koppenhaagschen kok verstaan, die
alles globaal aangenomen had en nu alleen op zijnvoor-
deel bedacht was. Den eersten dag ging alles tamelijk
wel; doch den volgenden hadden wij veel tegenwind en
ons schip vorderde langzaam. Op de uitreize had me*i
den afstand van Koppenhagen naar Stokholm (120 mijlen)
in 48 uren afgelegd; thans scheenhet dat de togt langer
zou duren. Wij voeren tusschen Gothland en Oland.
’s Avonds van den tweeden dag waren de meeste reizigers
zeeziek. De daarop volgende nacht was stormachtig. In
den morgen van den derden waren wij in de nabijheid
van IJ sta d . Nu klaarde het weder op, en ’s namiddags,
toen wij de Zuidwestelijke spits van Zweden waren voor-
bijgevaren, werd de zee zoo vlak als een Spiegel. Nu
/ p
versehenen langzamerhand de zieken weder op het d e k ,
en er vertoonde zieh eenig nieuw leven. ’s Avoqds ten
8 ure kwamen wij te Koppenhagen. Wij hadden de reis
in nagenoeg 60 uren afgelegd. Onze koffers werden aan
het tolhuis niet ge visiteerd. Ik nam mijnen intrek weder
in het Rötel d 1 Angleterre met h o r n s c h ü c h en
E I C H W ARD.
Nog eens terugziende op de vergadering, welke ik
bijwoonde, kan ik den wensch niet onderdrukken, dat
ook in ons vaderland dergelijke bijeenkomsten gehouden
werden. Ik weet wel, dat er zieh vele bezwaren tegen
opdoen, Ons land is klein, onze geleerden kennen elkander
veelal reeds persoonlijk , en daarenboven hebben wij
reeds v e l e geleerde genootschappen, die eenmaal ’sjaars
eene algemeene vergadering houden. Juist omdat wij er
verscheidene hebben , mag ik vooronderstellen, dat vele
mijner lezers meermalen zulke vergaderingen hebben
bijgewoond. Men hoort daar rapporten uitbrengen over
prijsverhandeling,en , die men niet gelezen h e e ft, dikwerf
over onderwerpen, waarmede men niet bekend is. Hier-
mede wordt het grootste gedeelte der bijeenkomst door-
gebragt. Men stemt over nieuwe prijsvragen, men kiest
eenige nieuwe leden, en daarna zet men zieh aan tafel,
en tafelt lan g , zeer lang. Ik zie in deze vergaderingen
niet de minste overeenkomst met de bijeenkomsten van
de Duitsche of Scandinavische Naturforscher.i) Kon men
om de twee jaren in eene onzer Akademiesteden zamen-
komen, men had gelegenheid verzamelingen te zien, die
men nu dikwerf slechts gebrekkig kent. Menkon gemeen-
schappelijk proeven doen, elkander mededeelen, wat
1) Het Utrechtsch Provinciaal Genootschap schijnt zulks thans ook bij
ons te hebben ingezien , en heeft in deszelfs laatste algemeene Vergadering
(1844) een besluit genomen, waardoor de werkzaanjbeden \o o r
h e t vervolg meer in den geest dier buitenlandsche bijeenkomsten zullen
gewijzigd worden.