wit gekleede jongens met groene kransen om het hoofden
groene takken in de handen. Ik heb niet te weten kunnen
komen, of dit tot de ontvangst van den akademischen Se-
naat behoorde, dan wel eene privaal-onderneming was.
Vele saluutschoten werden gedaan en, bij destadaanko-
mende, werden wij door een koor van Studenten met feest-
gezang begroet. Bijkans gedragen door eene als golven
voortgestuwde menschenmenigle , werden wij in de stad
gedrongen, en eerst toen ik mij naar het mg aangewe-
zen logement begaf, begon ik meerder ruimte te krijgen.
Bij de aankomst waren wij tot eene soirée uitgenoodigd
door de Koninklijke Societeit van wetenschappenin Gilles
Sai. Hier werden wij door den Zweedschen Aartsbisschop,
die te Upsal yvoont, a f w i n g a r d en door den Rector
der Universiteit, Prof. w a h i e h b e r g , opgewacht.
Upsal is eene oude stad, hoezeer het oude Upsala
[gamia Upsala), welks oorsprong zieh in de fabeltijden
verliest, op een’ kleinen afstand daarvan, waar thans nog
een dorp van dien naam bestaat, gelegen was. De meeste,
bijkans alle huizen zijn van h o u t, somtijds rood als met
eene schavotkleur beschilderd , of vuil oranjekleurig geel
als su lphur auratum. Sommige huizen zijn met daken
van zoden bedekt, op welke veel gras groeit en met der
tijd eene vegetatie ontstaat, die geheel eigenaardig i s ,
zoodat men zelfs eene Flora dezer daken heeft uitgege-
v en, zoo als mij een jong botanist verhaalde. Een hou-
ten stad is als een organisch wezen in ged urige stofver-
andering, hoezeer de vorm nagenoeg dezelfde blijft.
Deze huizen kunnen ongeveer honderd jaren dureu. Naar
men mg verzekerde, zijn zij droog en warm.
Het slot, een groot gebouw, ligt op eenen heuvel,
van waar men de stad, die zeer ruim gebouwd is, met
vele boomen cn luinen, geheel overziet. Reeds vroeg in
den morgen was op den volgenden dag mgne wandeling
daarheen. Ons gezelschap verzamelde zieh daarop in de
reeds vroeger genoemde Gilles Sal. Hier verdeelden wij
ons in twee partijen, om, onder geleide van welwillende
Professoren der Universiteit, de merkwaardigheden der
stad in oogenschouw te nemen. Zulk eene verdeeling
was door het groot aantal noodzakelijk, opdat wij in de
beschouwing elkander wederzijds niet hinderen zouden,
en nog was hier en daar veel gedrang, en werd men nu
en dan op de teenen g e trap t, waarvoor een «fö r la t
m ig » (vergeef mij) eene schrale vergoeding is. Onze
partij werd rondgeleid door den verpligtigden Prof. p. h.
Sc h r ö d e r , Bibliothecaris der Universiteit en Directeur
van het Penningkabinet. Het eerst bezochten wij de Bi-
bliotheek, in een nieuw gebouw geplaatst, Carolina
r e d iv iv a , hetwelk, in een’ eenvoudigen, smaakvollen
stijl, op eene hoogte midden tegenover de D ro ttn in g -
g a ta opgetrokken is. De eerste steen van dit gebouw
werd in 1819 door den legenwoordigen Koning gelegd.
Een bijzonder schoone breede trap brengt ons naar de
ruime , honderd el lange zalen. in de verzameling van
manuscripten werd ons natuurlijk de mesogothische ver-
taling der vier Evangelien, die onder den naam van Codex
argenteus bekend i s , vertoond. Hier bewaart men
ook brieven van e r ik XIV, een manuscript van Sw e denborg
en het leven van i ih s a e ü s door hemzelven
beschreven. Rondom deze boeken was, wanneer Schröder
ze vertoonde, veel gedrang; ’t gelukte mij echte
r , de aanteekeningen van i i s s a e ü s voor eenige
oogenblikken zelf in handen te krijgen. Wij bezochten
vervolgens de Domkerk, waaraan men van 1287 tot
1440 gebouwd heeft, de schoonste kerk van geheelZwe-
den. Behalve g c s t a a f w a s a ’s graf vindt men hier
dat van de Graven s t u r e , waar de drie in 1567 ver-
moorde Graven, s v a h t e en zijne zonen n i l s en e r i k ,
begraven liggen. Terwijl e r i k XIV den vader en jüngsten
zoon door zijne dienaren in hunne gevangenis liet
4*