jelijke te willen verstaan, en wij bemerken dikwerf niet,
hoe wij door gissingen, welke wij metwaarheden verwar-
ren, de leemten in wezentlijke kennis aanvullen en van
lieverlede meer en meer van het regte worden afgeleid.
Het is eenen waren natuuronderzoeker eene noodwendiee
eigenschap, bepaald te schiften tusschen ’tgeen hij
weet, als bewezene w aarheid, en tusschen ’t geen hij kent,
als eene min of meer waarschijnlijke gissing of hypothese.
Vermengen wij waarheden met waarschijnlijkheden, zon-
der eene grenslyn tusschen beiden te trekken, zookun-
nen wij zekerlijk eenegroote mate van kennis zamenstellen,
maar waarin dikwerf genoeg slechts het geringste ge-
deelte werkelijke waarheid is.
Wij moeten echter daarom hypothesen niet uitsluiten,
welke op deze wyze bruggen tot de waarheid zyn^ dat
zij aanleiding geven totveranderde of vernieuwde vragen
aan de natuur , maar wij moeten dan , zonder vooraf op-
gevatte liefde tot onze hypothese, naauwkeurig acht geven
op het antwoord der natuur : want zoo wij de vragen ver-
zuimen of het antwoord veronachtzamen, worden de hypothesen
renbanen tot misslag en verwarring. Laat ons
daarom bij onze nasporingen met de uiterste voorzigtig-
heid eenen weg betreden, die glad is en waarop het
ligt is, schielijk voort te ijlen, maar die meestal on-
dankbaar is en niet tot de waarheid leidt. De weg naar
de waarheid is moeijelijk, maar geeft bij den eindpaal het
volle loon der moeite. Onze tijdbemint hypothesen, ver-
scheidene natuuronderzoekers volgen hären uitlokkenden
en gemakkelijken weg en strooijen , met fonkelend genie,
verlokkende waarschijnlijkheden u it, welke jeugdige
gemoederen, nog niet door verdrietige wederkeering van
eigene dwaalsporen gewaarschuwd, als werkelykheden
opvangen, zieh alzoo weldra gewikkeld ziende in een
zamenweefsel van waarschijnlijkheden, van welke zij zieh
overtuigd houden, dat zij iels meer dan bloote gelijkheid
©
met de waarheid hebben, zelfs dan, wanneer zij die gelijkheid
missen. Is zulks eenmaal het geval geworden ,
dan vereischt het langdurige inspanningenstandvastigen
strijd om de werkelijke waarheid regt te verschaffen.
Laat ons derhalve deze geaardheid van onzen tijdgeest
met eenen onderzoekenden en doordringenden blik gade-
slaan om zelven door het dwaallicht niet verblind te
worden. Hij, die op vasten grond Staat en altyd tracht
daarop voort te gaan, komt meestal wel niet schielijk,
maar zeker tot zijn doel.
Op de Icarus-vleugels der hyphothesen worden de
ruimten gemakkelyk doorkliefd, maar de zon smelt vroe-
ger of later het was der vleugelen. De fabel van Icarus
strekt ook den beoefenaar der wetenschap tot waarschu-
wing. Laat ons die niet verwaarloozen. Möge grondig
onderzoek den hoofdtrek uitmaken van de gemeenschap-
pelijke werkzaamheden, welke wij heden aanvangen.