Phantasie en dichterlijke gaven. Een smalle schedelzoude
werkeloosheid te kennen geven. Zucht naar mtwendige
werkzaamheid zoude kennelijk zijnaande breedte van den
schedel boven de ooren. S c n W a r t z was zoo spraakzaam,
dataantegenbedenkingen niet gedacht kon worden. Een
vloed van woorden stroomde steeds uit hem voor , e n ,
hoe beperkt mijn tijd ook was, ik kon naauwehjks van
hem loskomen, na ruim twee uren in zijne verzamelmg
vertoefd te hebben. _ . .
Van de omstrekeD der stad zag ik siecht» weinig . de
scheone begraafplaats in e e n e boomnjke Streek, en e
diergaarde (djurgirden) oo.Wa.rt. »an de stad, waar-
heen men zieh »an S k e f f M m laat roeijen. Hier heeft
men OP steile graniet-rotsen , een schoon mtzigt op de
S r ls a e h t ile dwergen »an eike», ^ —
me, l a g e k r o o n e n , groeijenopde bergen, be»all,gelandbuizen
liggen aanden »oet en längs dekust derOoslzee,
en eene groote bronzen bnste prijkt daar ter eere »an
Zwedens geliefden zanger b e l l b a s .
Om de stad zelvein een panorama te overzren, beklom
ik in gezelschap van Prof. h o k s s c h u c h uit Grerfs-
wald en e i c h w a e b uit P e te r sb u rg , den toren van
gegoten ijzer van de Ridderholmskerk. Deze vervangt
sedert weinige jaren den vroegeren, in 1835 door den
bliksem verteerden toren. De Ridderholmskerk is merk-
waardig als begraafplaats van Zweedsche Romngen,
Vorsten en in de geschiedenis van Zweden vermaarde
personen. Hier worden ook oude wapenrustmgen bewaard
die den ingang der kerk versieren. Voor het altaar ziet
men in h e tk o o r twee door JOh .* :IH ■°Pgerigte gedenk
teekenenv o o r m a g n u s l a b u l a s e n p . A R E L .
monumenton uit rooden steen, dien men met roode ol.everf
beschilderd heeft, maken g e e n e n aangenamen in -
druk. In een marmeren sarkophaag ligt e zer van
g o s t a a f A D O L F , in eene kapel regts van het koor;
daar tegenover aan de linkerzgde is de kapel, waar k a ~
r e l XII begraven ligt. Hier wordt ook de doorboorde
hoed van dezen merkwaardigen held bewaard. Ook de
grafkelders werden door ons bezochl, waar de doo-
den, in eene menigte lijkkisten met rood fluweel bedekt
en met goud gestikt, de levenden opwachten. De menig-
vuldige veroverde vaandels, die als zegeteekenen de kerk-
gewelven sieren, verliezen hunne kleuren en vergaan.
En wat vergaat niet hier op aarde?
Het standbeeid van den eersten g u s t a a f prijkt voor
het in de nabijheid dezer kerk gelegene ridderhuis. De
laatste Roning der w a s a ’ s werd uit Zweden verdreven,
het oude vorstengeslacht voor eeuwig van de regering
uitgesloten, en een aan Zweden vreemd geslacht nam
den troon der G u s t a v e n in.