der toestellen, en dat aldus verschilfende bepalingen na
verloop van eeuwen met elkander vergeleken, en op
deze wijze de seculaire veranderingen met zekerheid ge-
vonden kunnen worden. Is nu aldus het magnetisch
systeem der aarde voor een zeker tijdpunt bepaald, zoo
moet deze bepaling na langer tijdsverloop dikwerf her-
haald worden, voor dat men de seculaire verandering
vinden kan en daardoor gebragt wordt om hare wetten
te ontdekken.
Tot het jaar 1820 moest men de magnetische kracht als
eene geheel op zieh zelve staande beschouwen, wier in-
vloed allhans op de groote huishouding der natuur ten
eenemale onbekend w as, en wier eenige bekende werk-
zaamheid bestond in het geleiden onzer schepen op hun-
nen weg over den Oceaan. Men had wel lang een voor-
gevoel van een verband tusschen haar en de electriciteit,
en de Fransche Akademie had reeds in de vorige eeuw
een paar malen eenen prijs uitgeloofd voor deoutdekking
van de verbinding tusschen deze twee natuurkrachten,
maar de daardoor uitgelokte verhandelingen monslerden
alleen sommige overeenstemmingen tusschen de wetten
van werking dezer krachten u it, en geleidden alzoo tot
geen resultaat. Door eenen galvanischen geleider even-
wijdig metde magneetnaaldaan tebrengen, was o e r s t e d
zoo gelukkig om het naauw verband tusschen deze twee
krachten der natuur aan te wijzen en van dat oogenblik
af hebben onze denkbeeiden over het magnetismus in
het algemeen en over het magnetisch systeem der aarde
in het bijzonder eene geheel verschillende rigting geno-
men. Daar de scheikundige werkingen en die van electriciteit,
wärmte en magnetismus in zulk een naauw
verband met elkander staan, dat geene van dezelve
plaals kan hebben, zonder dat de andere zichmedever-
toonen, zoo kan het wel aan geene twijfeling onder-
worpen zijn, dat de onregelmatige en seculaire veranderingen
althans, diehetaardmagnetismusondergaat, hären
oorsprong hebben uit electro-chemische en thermo-elec-
trische veranderingen in het binnenste van onze aa rd e,
waarvoor ook het noorderlicht, welks uitstroomingen
in zulk een naauw verband met de eerstgenoemde veranderingen
staan, schijnt te getuigen. Maar eene volle-
dige ontwikkeling van het derde of physische Stadium in
de magnetische theorie des aardbols, moest eene naauw-
keurige kennis aan de bestanddeelen van de massa’s ,
waaruit het geheele ligehaam der aarde is zamengesteld,
aan hare verdeeling van het middelpunt af tot aan de
oppervlakte, aan hare temperatuur en derzelver veranderingen
vooronderstellen. Waarnemingenmetdenslinger
hebben ons wel geleerd, dat de digtheid der massa onzer
aarde naar het middelpunt toeneemt, waaruit-men afleidt,
dat de inwendige kern der aarde bestaan moet uit eene
menging van onderscheidene der zwaardere metalen, en
andere waarnemingen schijnen even klaar te bewijzen
dat de temperatuur in groote diepten onder de oppervlakte
der aarde toeneemt. Maar de wet voor deze verdeeling
der stoffen en voor de toeneming der temperatuur
zal waarschijnlijk wel voor altijd voor ons verborgen
blijven.
In het eerste of experimentele Stadium blijft gevolgelijk
nog o v e r , in verschillende jaren en op verschillende ver
van elkander liggende punten op de oppervlakte der
aarde, zoo wel de regelmatige als onregelmatige en seculaire
veranderingen in grootte en rigting van de magneet-
kracht der aarde waar te n em en , waartoe de thans op
vele plaatsen opgerigte magnetische Observatorien bijdra-
gen van waarde zullen opleveren. In het tweede Stadium
wordt vereischt, dat van deze waarnemingen algemeene
wetten voor deze veranderingen worden afgeleid , en in
het derde of physische Stadium, dat men de natuurkrachten
ontdekke, die deze variatién voorlbrengen. W a td e r eg e l