liggenden grond hebben, en beschouwd worden als tril-
lingen in het geheele magnetische systeem der aarde, het-
welk om eenen zekeren loestand van evenwigt zweeft.
3) Eene seculaire verandering , d. i. eene langzame ver- '
andering, welke de drie magnetische verschijnsels op eene
en dezelfde plaats ondergaan, zonder dat men tot nu toe
weet of dezelve periodiek is of niet. Veelligt kon hierbij
eindelijknog 4) eene verandering gevoegd worden , dieik
in de horizontale intensiteit gevonden h e b , welke eene
periode van 18 tot 19 jaren schijnt te hebben, in welke
deze intensiteit sedert 1820 eerst af- en daarna weder
toegenomen heeft. Door den middelbaren toestand der
magneetkracht moet men ajzoo verstaan de rietine en
sterkte , welke zij hebben zou , ingeval de zon niet werkte
op de oppervlakte der aarde, en ingevalle de bovenver-
melde trillingen en de laatst aangehaalde periodieke of
undulatorische variatie wegbleef. Dezen normalen toestand
en de afwijkingen van denzelven kan men zieh aanschou-
welijk maken, door het volgendo meer algemeen bekende
verschijnsel. Wanneer de aantrekking der zon en maan
niet op de aarde werkte en de dampkring in rust was,
dan zou de oppervlakte der zee, door de omwenteling
der aarde om bare a s , eene volkomene omwentelings-
ellipsoide uitmaken, en deze stelde alsdan den normalen
vorm van de oppervlakte der zee voor. Maar de aantrekking
van zon en maan brengen de dagelijksche periodieke
veranderingen in de oppervlakte der zee voort,
die wij e ile en vloed noemen; deze zijn regelmatig en
vallen, gelijk de regelmatige dagelijksche variatien in de
magnetische verschijnsels, op bepaalde tijdeu in. De be-
wegingen des dampkrings eindelijk veroorzaken de onre-
gelmatige schommelingen in de oppervlakte der z e e ,
welke men golfslag noerat. Maar de normale hoogte van
de oppervlakte der zee over een bepaald punt van het
vaste ligehaam der aarde verändert op zekere plaatsen,
nadat de grond door krachten, welke in het binnenste
der aarde werken, zieh langzaam opheft of zinkt. Deze
opheffingen of neßrzinkingen brengen aldus seculaire
veranderingen in den normalen waterstand op ver-
schillende punten te weeg. Wil men voor eene enkele
plaats op de oppervlakte der aarde den normalen waterstand
bepalen, zoo moet men de hoogte van de oppervlakte
des waters, boven een naar willekeur aangenomen
vast p u n t, op alle 24 uren van een etmaal meten en
daaruit een midden nemen, waarbij de werking der periodieke
opheffing wordt weggenomen; wil men den m -
vloed der onregelmatige bewegingen buitensluiten, dan
moeten de waarnemingen zoo lang voortgezet worden ,
dat deze bewegingen zieh door hate onregelmatigheid
ten laatste in het middengetal hebben opgeheven. Door
vergelijking van twee zoodanige, na een lang tijdsverloop
bepaalde middelbare hoogten, vindt men de seculaire
verandering. Op gelijke wijze moeten ook de regelmatige,
onregelmatige en seculaire veranderingen in de verschijnsels
van het aardmagnetismus van elkander worden
afgescheiden. De onregelmatige veranderingen hebben
hier ongetwijfeld denzelfden oorsprong als de seculaire,
namelijk uit eene scheikundige werkzaamheid in het
binnenste der aarde , en zijn vermoedelijk niets anders ,
dan eene ongelijkmatigheid in de seculaire verandering.
Opdat het tweede Stadium van de magnetische theorie
der aarde voltooid kunne w orden, zyn er alzoo gelijktijdige
naauwkeurige middelbare waarden van de drie magnetische
verschijnsels op eene groote menigle punten van
de oppervlakte der aarde noodig. Om dezen te b epa len,
heeft g a u s s nieuwe toestellen en methoden opgegeven,
welke in naauwkeurigheid al de tot nu toe gebezigde
verre overtreffen en zieh inzonderheid daardoor on-
derscheiden, dat de inlensiteiten in absolute eenheden
worden uitgedrukt, onafhankelijk van de geaardheid