bezield, welke hij bestuurt. Hij verhaalde mij, dat de
jaarlijksche toelage ongeveer 1500 Pruisische daalders
bedroeg, en dat de bibliotheek vooral van boekveilingen
gebruik moest maken, om zieh te completeren. Dezelve
telt omstreeks 70,000 banden. Voor naluurlijke geschie-
denis vond ik hier vele goede werken; uit de onlangs
verkochteboekerij vanw i e b e m a h n was veelaangekocht.
W i e d e m a k n , die hier het laatst Zoologie doceerde,
heeft zieh vooral in eenen bijzonderen tak dier weten-
schap verdiensteig k gemaakt, de kennis namelijk der
tweevleugelige insekten. Vöör hem onderwees hier f a b
r i c i u s , mede een insektenkenner, een der laatste
leerlingen van den onsterfelijken l i n n a e u s , wien hij
van 1762 tot 1764 te Upsal hoorde. Gij weet, dat f a b
r i c i u s tot in het begin dezer eeuw als de eerste
insektenkenner beschouwd werd, en in den beroemden
lA T R E iiiE zijnen eenigen mededinger vond, op wien
later zijn mantel gevallen is. Reeds had l i n n a e u s de
groote Verdiensten van f a b r i c i t j s , toen deze nog zijn
toehoorder was, ingezien, en bekend zijn uit het leven
van den grooten Zweed deze woorden : S i Dominus
f a b r i c i u s venit ad me cum aliquo insecto et Dom
in u s z o e g a cum aliquo musco, tum ego pileum
detraho et dico estote doctores mei. *)
De insektenverzameling van f a b r i c i u s bestaat nog
te K ie l, doch is in geenen besten toestand, bijzonder
wat de lepidoptera betreft; beter zijn de coleoptera,
ofschoon ook niet fraai. De specifieke namen zgn op
kleine, dikwerf slechts afgescheurde, stukjes papier eigenhändig
door f a b r i c i u s geschreven; de generische
namen zgn door w i e b e m a s s er bggevoegd. Hetkomt
1) «Als f a b r i c i u s met een of ander insekt en z o e g a met een
mosplantje bij my k om t9 neem ik den hoed af en zeg : weest gij
mijne leeraars!»
mij voor, dat f a b r i c i u s reeds bij het verzamelen niet
met die netheid te werk is gegaan, welke men thans bij
de beminnaars der insektenstudie opmerkt. Hetzelfdehad
mij in 1840 getroffen, toen Prof. d o b , te Londen, mij
de insektenverzameling van i i b s a e u s in het huis der
Linneaansche Societeit vertoonde. Men bediende zieh toen
van onmatig dikke spelden, en het behoorlijk uitspreiden
der vleugels bij vlinders werd veelal verzuimd.
De tegenwoordige docent der Zoologie is Prof. b e i i i v ;
die , als buitengewoon Hoogleeraar bij de geneeskundige
faculteit, tevens ontleedkunde en physiologie onderwijst.
P f a f f was er bijzonder op gesteld geweest, dat ik met
dezen zijnen jeugdigen ambtgenootin persoonlijke kennis
kwam , en ik heb het aan dezen vooral te danken, dat
de twee dagen, die ik te Kie l doorbragt, zoo genoe-
gelijk voor mij waren. Naauwelgks w.aren wij eenigen
tijd in vertrouwelijk gesprek, of het scheen , dat wij elkander
reeds jaren lang hadden gekend. Ik stond verbaasd
over dien gver, over die uitgebreide kennis, over die
scherpzinnigheid, welke uit zijne gesprekken doorstraal-
den, en waarbij ik meer dan eens mgne onkunde belijden
moest. Doch, van alle meesterachtige aanmatiging ver-
wgderd, wist b e h n het gesprek steeds weder over te
brengen op een gebied, waarin ik minder vreemd was.
fioe ras waren de avonduren weggevloden, die ik met
hem, deels' wandelende längs de schoone haven, door
statige beuken tot aan den tegenover de stad gelegenen
heuvel, deels op zijne kamer of in de daaraan grenzende
nieuw aangelegde verzameling van natuurlijke voortbreng-
sels doorbragt!
K ie l is eene tamelijk levendige s tad , met ruim tien-
duizend inwoners. De drokte op de straten is hier en daar
vrg groot. Over ’t geheel schijnt hier welvaart te heerschen.
Men ziet enkelezeerfraaije winkels, die in pracht voor die
onzer groote steden niet behoeven onde.r te doen. Het uiter