Het nest is zeer eenvoudig uit grashalmen en worteltjes' in^elkaêr gewerkt.
Elk . brneisM bevat 4 a 6 blaauwachtig of grijsachtig witte, donkergrijs^en bruin
gestipte- eijergPï }
In"Engelsoh4ndie’4vorden, volgens Jéfddn ,:dezeUogell-fhe^’nèliten gevangen en
op de markten der Stedem-onder" den naam van -Ortolanen vgrjcocht, ’om ^èv'crirals
dezen-, gebraden eri^do’or smulbroêrs gegeten *te worden. 'Andere..prnithologen
beweren daarentegen, „dat de zoogenaamde Ortolanen tot eene-kleine.Leeinvepik.-
soort behborenKwelfö aldaar'menigvuldig voorkomt, t i ijl /w d f 11_ n i\r
meen door de'*- EngelsQÏï^®gIbnisten vvordt Aangenomen/. (Ie (Jroate f^feper er
slechtS^tnevallig^en in geringd getale Voorkomi.
Hier te lande ws deze ^vófeeK schaarscb ^en^êel -minder» algemeen-, 'iMajB -in
België. In de provincie 'Noord-Brabandwin^t me# hem nu en 'dan iri#tje heidevlakten
. en/wordt-hij/moe"Aé/dey men Zuidwaarts trekt,,! van4ievarled’e 'ïheiïig-
vWdi^ef; ^Eenige 'jarén^geleden ‘moet hij/in ^mabïj^d^dèfi|e^ingwerk-en van
Antwerpen zeer Talrijk zijn-geweest/althans in vèrschillerideJ'.<d|el( elleclid’rLvnnd
ik op'"bijna" al /ïfl aan ’de huiden geh^o^te .^iquetten Antwerpen- alj; plaö^vah
•afkomstivermeld^^met de dagteekenjng van Sepfembër en ■©el-ober 'l^Gffcól'Ï87fj.;
later vernam Jkïdan ook, dab juist omstreeks dien tul
werken eene-groote menigte ^vreemde Eeeuwerikken’k gèvjtagep’iha'dEMc \ '
• Üe zang van het mannetje bestgat in, een kort enAS^EjJ^^de^Bréngej) van.de
'syllaben: Driek, rie k , rie k , p it, p it, pitriek-pitriek”. Hit klinkt -echter .^eer'helder
en „levendig en kan reedsr van verre gehoord worden* Onder Vóobtvlieg'en
roept h ij: y>met-ziep'\ ,de laatste syllabe zëer schelluidend-en gerekt.
Deze vogels komen op-onze Êgi en voQrj“aarsmarkten_oiïüer en gth|kti|dig niet
de^Eëeuwerikken voor;,""ofschoon niet met efe vroege -of'-zè'óg’eliaaiïide Winter-
leeuwerikken, die reeds in Fèbruarij te koop Iwdrden aangeboden; de Groote
Pieper wordt zelden "vóefr het einde van Maart of "het blgin van April- gezien:
Men kaïr ze in gevangenschap in dè voor Leeuwerikken geschikte kooijen
houden, en op- gelijke wijze als deze'vogels., behandelen. Zij eten gaafne-kjëine
sprinkhanen en oorwormen, worden zeer mak, doch blijven niettemin hun;leven
lang schrikachtig. Zij z i jn e v e n , als alle andere'Piepersoorten, zeer oplettend,
«doch zingen, in gevangen staat, zeer zacht of in het geheel niet.