Irooge -vlakten ‘der bergachtige lénden, versé van - d^menschelijkeswoningen o |
bouwlanden. -
Gélijk algemeen bekeftd is , ¥öaW^de^-Mu^ii ■ baar -n|stVin de' men#he«iijke
■woningen, hetzij onder jife 'd'aketi,; hetzij m holten van ornament werk en,, izoo als
pilaïën, balkons, -veranda’s en sch^prstéènea.ï tóunrlijk JwiMtcUu eti dai^haar
•nest' ióg^zëèi?- zonderlinge boeken’of'JgiJt‘èn%blf in vreemde plaatsen ontdekt; want,
daar-h&t haar bij den. weStbouw .Slëbhfö>pKi Onveilig oord te ‘ tkmriris,'"‘nestelt; s&lj
■in verlaten-woningen, binnen'in de-vertrekkeii^pfMn'eeor'bp^ên-|®W,'^E een
bloemvaas -enz.' In-vela *ëtreken^Va#-jOTS"‘Werelddeel» - Waar- de^daken dfn huizen
niet met pannen, deSb rnet lei of zink bedekt of;\bndardg gebób w d |m j^ dafidè.
Musnh eFrigóen -geschikt'plekje voor- -haaff-nest’kan viUdéb^aai zién’ we iri4/#"
hoornen dor graf h ten en tuinen groote \ m -,troo'"Vervaatdigdp nebMlTf‘>nieP',l d m
de bovenste takken aangelegd e»'-er?a$ÉÏ krakijl^--b^i|s^rn6SSnWitzietrde. Dikwjfl’s
zijn daar een aantal cfèzër nOstèn-- bij ^elkaêfegelpi « d,-> zhodair -om-i de gehéelo
kroon dt*bv booms met hooi e'n stroo ■ bedekt i- Dit zijn mus^rlienne-tciit-ledêl-
paar-^eèft zijn .eigen vertrek en kreet defl? ingang Brei goed te vinden, ofschoon |
die onder het strdö >Verböfgfen ;fÊg¥. €>e ingang^i^'-ét'Sé€^,tp' Mdfei'öf’ onderaan
aangebragt, en dótdc-soms' naar*‘tfWèS''öf meet^bewoende 'vertrekkerfr.^^ ®ih
broeitijd keereiï de MusSèhen-iranr do vroeger,,idclbr haar iWtrönfléJVnevteïi terug,
en, daar déze meestal in "'dien tj$jpHenti]d door h>l> *g1ire najatir-xteder agpI
geleden hebben, herstellen zij- de^aan'ger’igfeï sthadeC en tfemefter wbe laag StroO
overheên. "Zoodra _nu de vorst invalt; fkruipeflSzijfliÓMéh -onjonger&iïv wédfer naaf
binnen,' vertoeTen' ,ët'~ëëïï grböt' gedeelte van^tert 'dag erfc* slapen ‘-geregeld dn- hë$t'
warm wjnterverblijf.>'Ook de in gateBf of ondet daken - bestelend è • MueMien'kèferën
’s nachts en gedurende de -strenge Koude -naar hare warmë^Wötóng' -terug, of
bouwen nïeuWe 'winternesten in stallen ofWcKüren.
- De Huismusdh; broéit, twee maal 'gedurende den .zomer; in^-Warttife lWp^MtréJcen
re e d r in Maart of,'' naarmate van de ligging*der landen; otH8lrJöfc''<dten tijd dat
het wed ér- daar nagenoeg even-zadh'f-is-, als-hier-te lêféde« in Mei. De tiaar Indië
overgebragte.Musschèn, botfden‘zich, ten geVolgë van de daar beersohêttde- gelijkmatige
temperatuur, <aan geen bepaalden broeitijd, doch iederpaar brengt» öbver*-
schiHtg in welk klimaat, nooit meer dan drie brdefeels-jaarlijks Voort.
\ Hier .te lande zien We reeds in Maart de Musschen toebèreidselen-.'voör den
nestbouw maken, Als.,de gure voorjaars-»vdf ‘liever, nawinters-buijen nog verré
wan wporbij zijn, en de zon maar reven door de wolken komt kijken, terwijl het
■weder'nóg koüd >en bar is, hooren we reeds het scherp geratel en geslijp dezer
■ib’gels-, en zien wre «reeds fveriiefie raannetjes om een wijfje strijden, waarbij we
Vaak omiiii|ntie. ;#otte belwegingen moeten lagchen: met den staart omhoog, de
wl engels brnlaelg en den kop anoden nek, springt het mannetje rondom het voor-
Iwérpfijner, aanbidding; maar al te dikwijls krijgt hij mededingers, en dan eindigt
d ë ï»li%teStefklaring--»met péne »vechtpartij, waarbij de strijdende medeminnaars
^gewoooMr^wertóïwmwh ïsveg« gergkeaV terwijl -Ven derde vrijer met de bruid
ifeone\aSnd&re;,-straal ^Lafreljiiiet. rtE&enwel' -houdén de MüSsetiën zich bij de door haar
daewtipiËle *Kijiufats,- *efB idte\sswijfjes paren -dan ook in -den regel sléchts met de
rmannelijes- uit dÖ^>btfurl;,'Vr,ééradj8 Musschen worden zelden in hunne Omgeving
'i'Oegrelatem ?Daare®|ójen^,Imn:ndn. .zij »elkander^ even goed-, als‘ straatjongens uit
dezelfde hAip^imalkaêr.ik^paén, e n ^ ’ofseBpon -’zij h winters -elkander gaarne ont-
.moetên, ^blijven fljijf in 4 en p'ajjütójd 'ieder.'rep een'afstand.
,-s,.J|eiTeig@nlijke paartijd.’begint 'echter sëerSt .-in April; dan wordt er hard aan
tdé nas^émigeweirkt, ^®nuhefc«wvijfje^it '^ewoonlijk ree'Üs 'tegen het einde dier maand
■Op hare’fmp^ëïï.- ;Het ;^anïietje komt reeiden op 'het nest, doch kruipt ’s naehts
ïstillelf^inea'St' zijnv-wji|je. fDe^bi«r’enT4^'el:k .broeisel bevat ër 4 a yersóbilien,
ïnakr .mate van ókUandstreek,~een-igzins.i.van grondkleur-, doch zijn steeds te herkennen
aan AuhfWeriengd^oyöfen^ vorm*,®n'aan de menigvuldige vlekjes en over-
tlangsohe,. haaljj®s,^di4de‘'g|heète>èchaal’tbédekken. De .grondkleur, is< blaauw-grijs-
jachtig ,wit n f i f l i p i i t g r i j é > ^ d g i e tónt; ifefyvlekjes zijn bruinibf donkergrijs,
bij sommige, y b e r e ! ' ; b i j ï f i e t 4 e 'Jtrosse!' grondkleur, roodbruin en donker
'purperzwart.1'.De jóngen iworden.• dó%;‘beide btidëïi met insecten, vooral rupsen
,enApinnen, eu ookl^met zaad-,'jo n g groenj'/brdod en ander afval van de tafel
gevóêrd. »Zij blijven- 47 a -dagen1,, in het beskf 'doöh worden nog lang daarna
f;-do‘orVie^ oud,en' van vreedisel' voorzien.' Meestal zitten de hongerige kinderen ieder
-in iêen..afzonderlijken 'boek of boom, waardoor het gevaar, om gezamenlijk door
katten overvallen ren .verslonden te worden,, althans-eenigermate wordt voorkomen.
frDe jongeh zijn, bij'die'dan andere vinkacbtige vogels vergeleken, zeer klei»;
-;hiara.‘rgre54ederte ' rs. nagenoeg aan,ijdat ;hunner,‘moeder gelijk, behalve dat‘ zij de
donkere.''.vlekken op’ den hig minder duidelijk hebbern Bij de jonge mannetjes
komend de kleuren idbor.'langzamé ruijing van -lieverlede te voorschijn; zij zijn
echter in hun eerste levensjaar iels lichter van kleur, dan de ouden, die trouwens