J.GJMemaris ,31 nat.
D lG R O O T E BONTE SPECHT.
PIGUS MAJCli
De Bonte Spechten zijn, v-öoral,inr qhl' vaderland, en ook in het gebeele gematigde
gè'dèelte ’Mn EefopaïfJzVwStalrijk itfehegenwoordigd»;- zij mogen dan ook wel
als; dè mê’é'st algemeen'Mkëndè der Speohtenfamilie "Beschouwd worden.
BehalveHBpsó'hillendéskréièe' afwijkingen/ die zich bij de meeste soorten voor-
doen,' treffeh^ivij3ih'ön§' wë^êfcdfeéT de' volgende kennelijke soorten aan: den Grooten
B o te n Specht (jPu idafójrt^]den Kleineh (P. mirioffl-, den Middelsten (P . medius)
én dén Ekster spicht'~{P. lekconotus). Al'déze.sogEfen» zijn inderdaad, in den volstën
#in d'ës'-wöofd-s^ fbönt: zWar^ ,iknó¥d^osë'en^wik-zijn'bij allen-de hoofdkleuren,
'Welke' echter, aj naar" f e rf\öort.;.<"’aamfdeh' kop? zefcr^versChillend, doch over het
jigchaam des'?%ogels op nagenoeg gelijke Wijze* -verdeeld- zijn. Bij den Grooten
Bonten Specht heeft het? mannetje' dlti' <aêhferkop, het jong daarentegen den bovenkop
rood, terwijl - bjjj, hët-wijfje hèfr rood geheel ontbreekt'; reeds vóór den eersten
rui vertonnen* dan ook de jongen -dé kenmerken .der sekse, daar bij de jonge
mannetjes1 "het rood zich tó&a'chllr in den nek, bij de jonge wijljes slechts tot
aan, het achterhoofd behaalt. • 1
~ .Picus minor, bijlens'soms oók' Harlekijn gedoemd ,-dsi=even,groot als de Boom-
kïever' ó f Spechtmees5; in Engeland echter worden aanmerkelijk kleiner voorwerpen
dezer soort gevonden. Zij..nis bij- ons mirïderi-.algèmeen dan. delyorigey en wordt
bijna uitsluitend in de provinciën Noord-.Braband, Gelderland, Overijssel en Drenthe
géizièn. Het manbetj'e heeft den bovenkop in (^-midden rood, het wijfje de' voor-
helft wit en ïi'èt overige gedeelte van den bóvenkê'p;,''. even 'als het mannetje, zwart.
Bij de jonge mannetjes'’is*-het voorhoofd vuil zandkleurig, in plaats van wit, met
Slechts eenige robde veêren op de kruin, terwijl' bij dé jonge wijfjes de bovenkop
nagenoeg geheel vuilwit is, met sléchts enkele, sporen van roode veêren aan het