angstige, wilde gejaagdheid, kenmerken het karakter van den Sperwer. Hij is een
struikroover onder het gevogelte, dat hem vreest, verafschuwt en zoovéél mogelijk
vermijdt. Onder de gevederde bosch- en veldbewoners is hij dan Ook een
waar schrikbeeld; ook jagtliefhebbèrs' kennen geen erger ongedierte, en stellen
»zijn hoofd op prijs” ; .de buitenlieden zien evenmin eeri vriend in hem en halen
bij zijn bezoek onmiddellijk de geweren voor den~"dag;'zelfs-’grbotere, Sterkere
roofdieren houden hem liefst op een afstand. Dikwijls echter ziet men kleine vogels,
die snel vliegen en zich buiten zijn- Bereik kunnen houden, zich in troepen vèr-
eenigen en hun vijand ónder luid* gejoel op; de vlugt.jagen. Meestal valt dan toch
een of ander. dier kleine plagers in zijne klaauwen. Door schielijk van rigting te
veranderen of onverwachts terug te vliegen,'-krijgt hij soms zelfs .de"vlugge
Zwaluw in zijne magt.
Doch ook meirzijns gelijken kan de Sperwer,"ziéh niet verdragen, en in. gevangenschap*
valt hij, bij .de minste onthouding, zijn soortgenoot terstond in den
nek, en dan'vreet de sterkere den zwakkeren makker zonder medelijden De
wijfjes zijn nog wreeder, dan de'mannetjes, en .dus nog gevaarlijker gasten.
Eenige maanden geleden werd door een tuinier van. zekeren hoenderhóuder. een
zeer oude Sperwer geschoten, een wijfje dat dien dag -reeds vier jonge Fazanten
had weggeroofd. Zij was echter slechts aan den' vleugel .verwond, en geraakte,
terwijl zij trachtte te ontvlugten, met haar kop'tusschen .de^traliën van een hek
verward, doch hield daarbij steeds hare prooi met de pooten va,st, zoodat men,
om haar levend te krijgen, haar die moest laten behouden. Nadat men haar gevangen
en in eene mand geplaatst had, gaf men haar eene> doode rat, welke zij;
even als den vroeger geroofden buit, - ohmiddellijk aan stukken scheurde' en geheel
verslond. Eenige dagen later werd het mannetje geschoten en haar als voedsel
voorgezet, en dadelijk rukte zij het lijk van haar eigen echtgenoot den kop van
den romp, vrat het half ledig, plukte het vleesch-van de >borst,' en' nam later
in den dag nog de overblijfsels.
In vroegere tijden bezigde men den Sperwer bij de vögeljagt, en leerde men
hem zelfs groote vogels levend aan te brengen. Havikken {Astur paMiinbaHiis) vielen
vogels zoo groot als Reigers en Ooijevaars in de vlugt aan, en, ofschoon menige
Havik er het leven bij inschoot, werden er toch dikwijls Snippen, Patrijzen, zelfs
Eenden en Ganzen, door middel van-Havikken en zelfs van Sperwers gevangen.
Men vindt den Sperwer over geheel Europa, behalve in de koudere luchtstreken
, ook in bijna geheel Azië en Noord-Afrika. Hij bewoont zoowel bergachtige
als vlakke streken, bosschen zoowel als moerassen, en vertoont zich zelfs in de
-steden.
Het mannetje; is ongeveer een derde, kleiner dan het wijfje, en is aan de
.onder deelen gewoonlijk-rooder gekleurd. Men wil dat bij de wijfjes de veêren der
borst geheel'roestrood"zouden worden ^even als bij het oude mannetje, niettegenstaande
de • zoo!'z’fer' verschillende kleurveranderingen, welke beide seksen dezer
vogels ondergaan, - erende zoo uiteenloopende verscheidenheden, die onder de
Sperweréf^óffikomen. 'De - verandering;! van, kleur, wan strepen en vlekken wordt
-door? de .geleerden aancjéeftijd ien;'sekse toegeschreven, en men bepaalt volgens de
kleurteekening den'ouderdom‘des vogels. Dit stelsel houdt echter 'volstrekt geen
stéék;/alleen kan meh^daafddpliifeer'.oude van"zeer jonge voorwerpen onderscheiden;,
doch niet den tüsschenleeftijd'bepalen; want er komen onder de Sperwers?,
in verschillende landén verzameld, niet minder dan tien eigenaardige en
„zeer kennelijk'-verschillende vederkleeden vopr, terwijl men, de overgangen van
.bet^e'ehe kleed' tot'hot* andere in aanmerking "nemende, dit ^ getal nog veel gropter
izöii .kunnen stellen. De oude" wijfjéj&'zijn wel is waar steeds grijzer of graauwer
dauwde meeste mannetjes, .doeh; men vindt ook wijfjes , ten minste groote voorwerpen,
die gedeeltelijki.de usoodê, onderdeelen der mannetjes hebben, welke laat-
sten, zoodra zij die* kleurteekening #ertoonen, gewoonlijk als zeer oude of
onvruchtbare i voorwerpen worden beschouwd. Valkeniers daarentegen verklaren
• (en dit is>ook de meening van.alle praktische kennërsjj dat de Sperwer, na den
.eersten rui, wel jaarlijks van vederen; maar niet meer van kleur verandert, zelts
al wordt hij nog’ zoo .oud; dat er.ouden van beide seksen in alle verscheidenheden
yoorkomen; dat de. kleur teekening?.,zelfs bij -de jongen uit een en hetzelfde nest
verschilt; dat de5,jongen uit één nest, na den eersten rui, dikwijls■ allen een ver-
schillend kleed dragen, en dat ook eenjarige1 voorwerpen dezelfde kleuren ver-
toonen,' welke;, de5 wetenschappelijke mannen aan zeer ouden toeschrijven.
Deze . qüaestie is. zeer moeijelijk uit te : maken. De theoretische ornitholoog
verdedigt zijne stellingen door gedane waarnemingen op verschillende vogelhuiden,
daarbij op het gevangen leven der Sperwhf&, door. valkeniers gehouden, wijzende,
ten betooge, dat een, vogel: in.de. kooi in een abnormalen toestand verkeert De
valkenier daarentegen vréagt, yvèèraan de,, theoreticus bij een wild-geschoten
voorwerp kan zien hoe oud het.is, of hoe hij■ bewijzen kan, dat de volgens de