bijzonderheden, raetp|g^rbhjipj|ats des-^gels in„ verband staande, rnoe'st'eü
toegeschreven; -Wordenik kwam flphtei later van die meoning terug, <tocnik
bevonden had ,,vdatT\tw?ee^iVonj?wgrpen, boden mpnpetje*., ,welke juist v an&vedep-,
kleed verwisseld hadden en gelijk tij dig* opr dën--n4^r.|^^ .gevangen waren,, evenzeer
jefsebilden. Oyerigeö^s dóet .zich dilzelhle^ VerSehijh^ef yOnh-^Qmpbij den
Winterzanger {Act. -moOidarh) ,< den hlinpei ( Ti oijl eut opa pa )lfin 4lpLei-u \\ o 1 kken.
;rG,ewo,Qnlijl|-,Lwordt^dë.Heidezangci' geli^epovor het hoofd i gezien.? ^(iQxyfditinl
hij een zoo raderig. kleedje draagt, zoodot men -hem
^zangf rs vorwaït Dit gebeur do mjkjmj, 'Sooi tem in ian n. des nr
ochtendwandeling in de" schaduw van e< n,-dooi n-Ji uik^jtfiju^ende * zag ik
verdroogde gras een klein vogeltje ^ dat znh Ivgen dt halmen op. bewoog e®
telkens een zarht slepend geluid deed hoorcn. Hik,mcendc^eesM;, dal
Winterzanger .wast toen" tiet-■ echter1.-meer^nahijkwam;*ihield.- ik 4het v oor ^eënil
Boomkruiper, dtOeh^bpfcVterwonderde mij Javen^kulk jeBn^vogd inkh^'akte- aan
‘tgetreffen. Ik Had ^ o g , nooit, den ^Heijle/angeL de\Wyf.;o(^ien,V < n darht er look.
yplstiekt nul *aan, hem hier" te /uilen ontmoi tin - cfdk ,h< unni rdt al* m ij,io s tr
latei, dat het de?=o vogel moesl 'g<we< -,t /ijn Jk g i n g ,~ d u ^ l'p ^ ;
ochtend■ weer naar dezelfde plant', en v-ontljnik u 1 k < t ](V* Unüs het
lage dennenhout, digt hoven den.gi-ond voorUdipgcnjHolijlheiden J^eeniluaam-
bfeziénstruik 'yehdwenenv, Ik ben o iond„^doilUiz'i|
iegenwoordighffld. -s^ e tó jh en ^ tè vgronti usteirTi allhaii^Vm'kl.ips - sejiookadi.yepjj
strijkelings*;laugs, nrij-heen*,.en. ^ zetógCzich in?, ïmjriiHnabijheid O T a^h dimnenlak-v
nedé%; hij, hleef daar' zitten .meX.uitgespreMerÈ|feart, ontliet ch; Ivl h i ge] h Lken
Iriflêi., als ware hij ^ n g ^ é j^ f Het J?41 ' ' ^ ( 'ik;
naderdji-'..dp^l^i|^V0przigtig ^ lfe em , om- ha&4 |e n f5 tt^M S | te
denrstruik teruggekomen, -bèvond ik, dat h e f | ^ | | e vèfejtjeappJ ^ ^ ii w'iVjös
lt# li> n tM W é .in ^ f tM v e r .^ B n ^ tie tusfehen de bladeren. Ik i l® ï | | n i ' e t
verstoren, en evenmin^jwaagdejk mijne handêa-iaan^^^^^takkérTj^met -behulpjl
iwijner ha_Msehoene^ö|têr%on; ik de bladeren-hoven,het nesi-óp',S ig ^ ^ ^H e n .'- '
en"-zag toen, dateer tweéLehjesun%%en. Het kwam mij voor^dat J g f zeer klein
waren^ejdiadden . een licht jmzenróöde..gfondkleur,-met donkere spikt^j,©^ en.
herinnerdenmij aan de 'eijeren. vanmnzen BMhZanger en Spotvogel, Mewebdex,
v le j^ i^ in d e F talrijk enwiet^gKÖOter'waren. Daar S tó : .|t i |t» n e s t j e - in ( de/,;
schaduw -.onder Aet.digte .^ l a d é i^ ^ ^ k ^ n ^ ik - de kleur met juist, bepalen ;.dócfA
de v’gi’opitcYjen kleurteekening kwamen geheel overeën met die der later uit
collcctien door mij ‘onderzochte. Sjcrem Het nest was rond en klein, had ongeveer
den vorm van datèvan den Zwartkop of Tuinzanger, en ik kon er vooral groene
korstmos $ïn{ ontlekken; hèt|psh£en' dan ipffe hoofdzakelijk vervaardigd uit lange
mopsen, zèoüfv-iwe ^dj*^öp de in drooge zand- of heidevlakten gröeijende dennen
aanti r ften^Eenige 'idagin litfi vond ik > r zes^eijëren in,-en de volgende week
zag,J ik ^èen;>(lPT- v ouden op liet ■Sne'h, lloJlKliPt die lieve "diertjes ongestoord. Het
mannetje iwas'.wedèi.’in dforiïïbijheid eiy^Loop gelijk .een muis (zoo alsookWinter-
zangci^enn'Shiiper t?1beh<)*iVgt\Y^ï{ït^langs’detti grond, telkens rustende, en dan
S ^ B S n n p m i i uk lot'qi'^èehdgeit^êm'b^urlelings^ linkshóf in eëne regte lijn
u ' i.i'Ju l ml *11 hi i j. I'- hi| il„/ v I J ' l ' 1 el dli ii li t gewoon geroep, maar
'hier den inu Int geluid van* dui Spiinkhaan zweemenden zang, dien men het
liiiaYinê/j^^^eldpylt. dat'ei^'Nmw^heb ik^tóal.^inet ’-a'.fnd'aolit itaar geluisterd^ en
ik kin^lle^mct uulei^ li^piTiiun, d o p i e u v o l g i n g van zijn gewoon
^ i j tuil iid il d*T iïir* - tj/ i i lil d h schielijk uitgedrukt.
I Iffa^halPl^ ik 7Vh'^(i) jjïe fh j ^Sli (^rliPu^J df^l-ij k* P' ■11 o'h eid e vla kt e n nabij de kleine
^sWen ui'‘>Nod,id-Bi iband (it^ïol» ïn ^ ^ lcy an d ontmoit) ne^der groote
^lMlfeh&iri- "den i unt i d ^ m ”lie*t' dor jsAl impo-hda, nabij ‘.Ra'sdbonzag ik er in
F-/ hl ij iT ij (mum in "ïfè^jTfl'hpoiiit n ïl f n ^ d t’ni'ïrditwig. Wg^Éiié^e natuurkundigen
hebben 'onk itr'Palêstmapg Egypte',“em-lelfs in Abyssinië,
a a n g e l n m ^
^H u h l^ f is e l bt'taat uit kleine'-in-'ectert, ‘en mentkantze in gevangenschap
^ » im e t' het 'vn,or den* Nachtegaal vooVge‘schre\i n'.vcfeder in hetltevén hoüdett; zij
^leiscbrfn1 *cihtei «voel oplettendheid*, thtJtven zelden langer dan één zomer,
.tenzij* me'ri/ze'-tegen het najaar in e*qrid verwarm dé volière kan överbrengen.