ANAS —
\ Men b e s r t i o u f u .tegenwoordig d e Pijjstaaït-Eenden als eene. afzonderlijke groep
'o,f^tod(irge^h(di.fêt^^(k)SvVcÖ lïot, peg-.‘op de vètiengde staartpennen, waardoor
fliên jjp it eerste gifzijït haar ,van a ll|^o ^ e^ '| bij^ön/s,. lavende Eenden kan onderscheden
Tn^ p fr;Jran -rh ^ ju% lloze soort P4éf;' |nvj.het Portugeesch ‘Rabo de
jontq; jn ’liet. §pdans(Ji Patb-scMo, rn É p iLalfaansGb'^mpigfwa;.in het Duitsch
^/tllzente, in dfpt Z\%cM^\iti'Stfei:lanil, en'in hjl^u&'sisch -Sahilpcfwost.
Bi gaande albeelding stek- -het* mannetje i^'iijn^praobtkleé^ voor, waarin hij
yjcli \d h ^ n jtjv\vif&|e'' onde^sr beidt/ilobi» zriine,,1duidelijk, wi^iiekstreep en donker-
feiuiheÜ,^pï)i^^aigden^btoèitijd. zijn deze» Hft^èk&nen minder duidelijk, en is
H'hfek en;de g(htele kop ói&cgelmdtu .licht jge^ ^dU’en het gëheele overige
véderkleed-'doffer ®^.|É|ï®Sfef,iPet’ wijfije^ ^ ev ^ -a ïs meeste-.wijfjes-Eenden,
O-ver het v|«fJJi),e,(:l,i’''S^haain’ 'gevlekt. A,^cl^o.geiP)a^k'drijjt^ te herkennen aan «haar
langen, dunnen nek. en, pkdntigëm?staar.t^ll|e;'‘ëohtëk4, öfsphoon hij nimmer zoo
huig wórdt als; 4ier.v,ap -tót, maïmf|j;eg|^o^i veel Spitser is, dan die van eenige
andere ^E^rópesoheV^e^^'ko/t.5 d%|] ongen zijn in- hun donskleed ^ allerliefste
diertj.e&pt'wïé'r^eurteekenmg^ wel isfewaar .met" diender .meeste, jonge Eenden overeenkomt,
doch die,.ïëven Sfö,hunné,,.Q,üdêrs, reeds? v(eel;slanker en bijzonder klein,
maar iv,i‘ug> .en dkrfel' .zijrfJJÏtè ^bov.enkppdonkerbruin, ;;e.ven als de- oogstreep,
de vahhternek. de rug, -.sthit^,én;.|taa|t]$e .wangen zijn bruinachtig wit; de,keel,
dë gehpelh* onder deelenc.enl'eene' Vepr^ in vallende^ streep langs den rug ,
namelijk van, langs dhhsWiee-'gèlVltöt''<aan. dplr^staart, zijn wit.
Men treft de Pijlstaart-Eend in geheel Europa aan, zoowel in het hooge.
Noorden als in. de zuidelijke -landen. In Azië komt zij tot Ceylon; voorts in Noord-
Afrika en, zeer opmerkenswaardigooW-.in Npord-Amerika tot aan Panama, ook