I E T K O R H O E N .
TETRAO, TETRIX.
Öe5jto^émende''bej/oïking< en (hflF-fneer in^geéfegèlde kuituur brengen van
heidevelden'en bps'ehaclïtigé ‘streken, heeft het aantal in ons-land levende Korhoenen
doent Jmhnindecen, zoodat- • hjjSslééhts nog voofkbbat in 'Overijssel en Drenthe en
lf|P9êfo dMar ‘irf* GköningMi. Önk^aäi; dreigt hij te Verdwijnen, -zoowel ten gevolge
Vèn het moordende -lood van den jager, ajsf-ldït^'de.-vervolgingen van vossen en
ändere' Va tüWlij ke vijandèd; |
,!|v H^Korhoen' i^èWideVffra^tè^ Höendëesoorten en' onderscheidt zich kennelijk
door zijn staart, die blja dén haan 'Zbèr st'erkVém bij dé1 hen minder gevorkt en
dirigekruld is. Hij loopt en-'Vlregt-nnet Moreel 'gemak, dat,eeit aangeschoten Kor-
Köeri"nog 'mietïzojFligt te vangen'isi-
' In den winter Voedt hij Zicfi- bljna-’üit|Iüitend met Vé“-zachte ‘bloemkatjes van
Wilgen en" ^S'kzaden Waii 'Berkenbébmën. In' streken wäar zij menigvuldig voor*-
kornënb 'verzamelen zij zich in' ttoejijès 'én 'Söïfrs'’' hemen* zij plaats op een berkenboom
<1'ën zijn Jfóo 'bedrijvig' in het afplufcken dén' bloérhkatjes, dat men met
.eeni’ge ■voorzigtigheid • IzÊ ligleïijk kan naderen- en Jzïch'verlustigen in het gezigt
dezër%pgêls, dié ‘ Vlë1 "jlm Öp>1 de'takken, met sheetlw Of rijp beladen, bij zonneschijn
j&ls niet diamantfen omgeVen zijn.
Opmerkelijk ikVhët dat het* Koihben.'<bij- sheeüwjagtof'groote kp'ude’,- zich in den
kneeuw ’ begraaft , b^aar ellenlange ^loopgraven maakt ed’slechts te voorschijn komt
Wanneer de honger hem dfijft'Vf de storm oveï‘1s%^
- Het Korhoeïï4ëêt in pblygsfmie, de, manneïjèS' komen gedurende den paartijd
bpivè'ëhe^paalde'piatlï te‘ zatoen, waar de- wijfjes zich ook vertoouen, die naar
hét schijnt def'manneijés in dit jaargetijde bpzoeken — dfe paartijd is gewoonlijk
in April, maar verschilt7 haar --gelang''Väh 'het seizoen. Eeü van de^zonderlingste