in de -oranjeboomgaaf den; in Frankrijk^pcbter meestal in, appel-, oTperekoanien:
Het ia zeer. klein em, peeds daardoor wél wpfpfoFgénjjjje *meer- -4 a a'r|n |t' in P e t
lommerrijkst gedeelte i^ a n ' den boom * wordt aangelegd. De bouw '•tollen fbfSslaan
hoofdzakelijk uit worteltjes, gra-hln. nu n, gimiii mos eib,?vo'bfe>hel binnenwerk,
uit fijne grasstimgéW, paardenhaar en zacht pla-ntenpltfis 'of vpèicns^Jlit- betatftin
den >regel*-oob' vier-r- of -vijftal .eijeren; dezlfe-zijnjgr«|eïiae.htig wit, metwkleine
donkër- ^®4icbtroode - stipjes-ifen^ haaltje*^ cn-">edhige groolcre*-\h kken. aan de
stompe zijde; ze zijn zeer klem, met zeei puntig, tei\>\\p[jfu*1 ajjrim^dóiwr^l^t
wijfje uitgelffdeid'lvln.w'armei*ge^'c;s,ton broei|en de/e\\oge%!S driemaal, in gema-
tigd^Eüropa jephtep. zeldei®ï|tó'^ dan tweemaal Vjdars; t
’ > De Geelvink is -een afierloyendigsk diert]e-/v=sfe,ed';-,4ddiftPlen,d ey^zingend, en
op^den^dmic m,et ^ijn- wijfjé >,ol -met. doi geheide. (aïnjlie ■ te •zaïnefi-^Jnjfde' tuinen;
zrjn<hptjTde 4fi©Étè,vv©geitjes,-(rdie«men maar w-iV. li.*n kan ,üiebbon /i] en/een-;
maal .igèbroei'dr,. dan' blijven-,aj ‘>d§jjfêdeii dèrn kleihk^amdlie- sëjl'tot iudy,j.-in|aaj'
ronddolen-; I^M êz ën i^ e^^uMp laa t,^ . iéi, de rozenstiuiken^teLnijil .bet mans
n e tje '^m .’s'ochtends af y&.t—laat in den namidda’gx/ijn zacht, k\\tk-mkïliecjjejfth
hoorenigeefk.-
In -het voorjaar vertoont het'; -mannptji allu k m 1 f emilr ut bai cji ,■ He» c mde
een wijl je te loLkrik hij begint dan zeer luid te ving on, <\ liegt i-eglnp omhoog
en ' .fladderth gelijk-'een^vIaeFmnisr^eenige malen reidom?<l.ifj% wijfie*-, h ,1\\. Ik met,
schijnbaar ^welbehagen *zgn^ .Iiefdesyerklaringenf aaösgb'ou»};.« ^m-sEookevliegen er;
twee ot drie ma mietjes--op die-wij/e ïondoin den boom, \w i'jiXlk^p,ele adeuv lJ>nf-
ders* ome een bloem fladdérebjf jzoodra ,dan bjft wyfje jzich \tjwi|dn,l ^\cjt,®lgcn
‘de^vepliëFdejEb haar van^bo^tn^ot-boomden. glijdep, naet hel# ligèhdfaip s>h jk^ooi^-
Osérgebogem, -frillende vleugels eirden staart 4Mnbo0g,'ry.aïkè|Wfi ‘totn 1 ^ .om-AVeèf]
-van veEen-af aanr hunne-Juchtbuitelingen-utó-He^^pen;TIi^ooJd)éa/ydg^aï|g.ebe<|Le)ij
bruid zich. op een takje’p&ëft.^eêrgezet.•' Gfed-nfendej dezè- bewegingen laten zij om
het -hardst hunne .jfraaije? stemmen- hoeren'; en-zij bedréige%^kaê1^d^^^mët,eem
Sterk vloèijerid geluid,' dat-naüssoMen fcféj hen-rérg -woedendv klinkt-,,-doch voor
oÉSigehoör"toiettemin ,.allers|reejê^&t>if;i u\
• De- Geelvink móge wel is 5waar- geen talentvoE zanger genóeiïjd- yvdrd'öp,,,to.óh..
hééft zijn liedje i|ts zachts en liefêHjks, iets bijzonders; men hoör-t' uitzijn geluid
het Welgemoede, het zachtaardige, de «iedere gehechtheid,-welke aan alléw-j^eel-
vinkeji eigen - i s ,; enewaaronn zij hatf-ook L-alS‘..kooivogels,*'Oiveral zo.® zeèrvbemiïitl1
en ^gezocht- zijn. Het geluid van het mannetje klinkt wel een weinig schel, doch
biet -ZpjjluickflM's' jdat vap den tammen Kanarie ; overigens komt het den zang van
jónge: Kanarievogel het meest üabij,.
ó In“, Spanje,;ziet men deze --vogétFfès «zeer talrijk in kooijen en op de vogelmarkten.'
Men vangt ze daar -piet’,de*\Jivp'drt‘s ,- eene soort van lang, dik, sten-
,gelig gpas, dat besmeepd en rondom lokvogels, in de nabijheid der
IB im ^BM lIc ^B ll^-at'st' worijt. ';Gepurende het .najaar brengt de vogelaar zulke
-lijmtakjcsi'ih^d^n^Fop der op vlakten slaande hoornen, aan, doch zonder lokvogels;
daar namelijk alS/WgelsJ^aTs zij zich ter ruste -zetten, boven in den boom neêr-
stri|kcn^iuójstljfn .eil&on* ’die wijze l^ehe^^öote -.m'enigte kleine vogels gevangen,
"/inzonderheid*Gëólyink&l Kriéup en pHWgs Even als in Italië,' vindt men ook
daar meiwlieii, die un inPuniie huilcnspoiigt sbjateuGht behagen in scheppen,
deze klom'p% diertjes ‘In phifcthkend vapgt men vele jongen, zoodfa zij
^vliegen küniu'h,, met knijikoeakjes, p#z'bekt^ihfe‘n'^ll| ,eijereö, om ze door Kanaries
te lak n ^ujljjoiiopij™" %0®k kan men w ^ /o ïn e rs metMéèn Kanarie als lokvogel
fenanneties-Gfk.ivinken, vangen#
-^De'Geelvink hïout ook^m di k|M Het mann-efje 'paart in gevangenschap
p o m rfiet j Bet« wij-fjé wah^d^n^Kauani,^ ^ p^s'dêï bastaarden, uit Groene Kanaries
|#veikiei,fn, zijn bi]/ondc 1^1*01 de / in ^ rs en;*z^erjffijhjj’, yögels.
l-^Dé Gcejvinli^lei (t u wn^e in, gc z. ^..hap vlirf andere vogels,- hetzij, in dezelfde
fjcootemf-v in d e z e lf d e j^ am l r .w o r d t zefe."' mak en |||g a a rn e aangesproken en
3§eh( lkoo^l In grooto. vslière^s'èljijnt hij editei minher, op zijn gemak, dan in
^eriëmnddfhnatig, giootc kooi^ofiE' is^ hn dief ah binnenshuis, tegen het venster of
tus'u 1'u fr bloempotten in delf zo-nnes(«p^ ;
Als .Voedsel geve ïfien hom wit,^.gpneüsd-,;'héit0e p - lijn- en maanzaad, en
wat jongr/groen of ;êemgë'me^vormeni Elzenproppen pluist hij behendig uit, en
hij eet 00L gaarnef dii^el-^ètf zoMebloemzaad^^tukjes nooVen gekookte rijst,
'Men^z’qrgp voöral, dat de .koöijen goe^ schoona-hlijven, daar anders de Geel-
j’vink spoedig zijp- gevederte bemoïst, én ,dap stilt' èrktreurig wordt. Voor ’t overige
Kyetéisëht h^ëéhj^'zeèr zorgvuldige oppassing, daar het een zeer zwak en uiterst
gevoejjlf'vdgWtjéi is, dat bij de^fm^te^eiipplet-tèpdheid of .gebrek in de noodige
%erpleging zijn1 koppè| in d^yèërenMèektVén sterft, .