achterhoofd. Wat de kleurverdeeling' betreft',- nadert ‘dfe Kl¥me_ Bonte Specht’het
meest dén Ekstérspecht; 'wekle short-ten' opzi^te der-Jdeir, niet -der 'grootte-,
fan P . major, van debiel- ,afgebeëld& vèrschilt.^ doofcdien de zijden'^abfhet lig-
chaara oveffangs en 'zwart^%6stVeept ehfrie schoüdi ivcèicn (yapuburcs) slechts
aan de achterhelft 'wit ‘zipV_^ ‘
’Dê -Ekstêrspéeht;-* P. leuconotusï heeft' vérder dén rug., gietende els De
bovenkdp is hier bij- het oude mandeijef roöd\ bij-fet^wijfje zwart.. Dekjongen
van’ beider" sekse hebben den‘ bövé'nkop;‘gédeeltelijk licht- ©ƒ fietstoa/f Bt| de jonge
mahnéijif loopt 'echter héi |ö|<l''tot in den nek, terwijl, bet bij de sjonge' wijt jcsi
gewÖonlijk ,méêr naair^^ -g^^wePnxt en^l^hts^töt^de^kruin bepar’kOs;'
^ '3 e lïddefsfe r-Speeht niediiw, stüatvWsèöafs ' zijn naam -irei'dsi aanduidt,
in léngtéft tnsSchen de '&r4öte>^n^de\kleine ^nrtj^én-^p'ndeisftheidt , zich ^wortsj
door zijne Meekere Wftéleferdër tinten, De-bovenkhp.dsibïj/het.mannetje helder
vhfmilfopi; bij~ h e t 'wijfjé 'fletsn^öd^terwijl crie; bovenkopveêben^bij idj^jhhg^-
Jieldefr roestkleurige naar het aehierhadfd ongelijkmatig .met zwart eV% ruift gewolkt
>of gémarinerd- zijn. ,
Dit nu 'zijh^ÜeW voornaamste- QndeFSchddende fen|nerken rdê^vier, in Europa
inheerosohe^'BdhtevSpecbteoorten. Het„Vereis.cht natuurlijk tamelijk voorstudie, pjrr
soort' of se k ^ o p * het-'eerste gezigr -foriferkenben vallend
öndefscbèid-'#er 'sóórten evenwel haréggieolte;, de -Groöfce Holde Spf-Üt* d"1
■namelijk -9 tot 10,‘ de M i d d e l s t e ^ , . R l . d p Iq^lM^ ^é"
‘Ekster specht-óS- ongeveer even groolalis d e ^ ren te Bonté-sopot, enV'WQivJi-, zells
nog zwaarder dan -deze-; doch- is^Zooveel ’lichter 'op -He&sjMt §|gjdaafen'boven aan
»dé’ zijden zbo: in hét“; oogvallend gestfe$pf,'-d’at men bekt'niet ligt m e i. df,JpLer.
afgebeelde «port zal vermarren. -
Alle eoorteb van Bonte Spechten hebben ongevjier^dézélfde.leyeps-Wjjze, brengen
hetzelfde eentobbigè- dochf%%%&fee)uid' voorts leggen''allen- hunne ,yjkq Jijfreiï
in jboomholenr'en vpefdeo. zich ’mé^kfnsecten en hpn^^arVieJh^metj^pokéV-en
kleine notefl imfette'zaden.
Dé- Gepote Bonte Specht- bewoont geheel Europa-, het gematigd, gedeelte, van
Siberië''én Japan. Een,.ontelbaar'aantal jdimaatsvefseheidènhedon treft mep. in het
besten v.an Azrfr-tpt' aart-hek NoordrOosten van Afrika aan; elke^s'trpeh;,of landgebied
bezit-dapr ;eene bijzondere-variëteit. Oitdet;dezen hebben-.we thans' i»è^s.;'
Picus vmcbicus t uit Nubië; 'P.^riècea- en P. felïciae, -uk vSyrjë ]j P- pit
Perzië.;. P. leucopleru$, uit Gentraal-Azië ; P. himalayensis, uit het gebergte van
rijen naam; P. Gouldi, P. .mandarinus, P, Cabanisien P. sudcma, uit China, en
P. Mcvjoroides, uifcj-het zuidelijk gedeelte van den Himalaya.
- »Bijna ah^zp^ondepyeideeJingen in bij- of nevensoorten zijn gegrond op de
.renden,veêren nant de borst: bij sommige individuen namelijk zijn deze zeer
duidëjjjkf en-.vormen eerie trpode vlek of band -pver de borst. Daar echter dikwijls
-ook rin.-Europa yopfWerpen * poetj yeêren van genoemde kleur aan de borst
gevangen^tynfdeo,;,‘blijkt h#^dujdri,ijk genoeg, dat dergelijke ornithologische bepalingen,
ongegrond .zijn. iS’okmigk.Ja.-verreweg de: meeste beoefenaars der, ornithologie,,
hebben sederjijifefl laatste,„rierftig j jaren steeds nieuwe soorten en nieuwe
geslachten «willen ’ontdeh^ëif, waar die ’in werkelijkheid niet bestonden. :Zulke
sgeleerdem hejbbtn^immer, rie^nabuug; zelve'gerparipleegd, maar zijn alleen volgens
hunne eigen-j,. rneestaf gebrekkige .kennis te werk gegaan. Zij hebben of anderen
d@en\ ..yp^zapijelen, j£>£; zel^eteameld,, e%‘Jom/au.het belangrijke feit, dat,.zij een
vpgphbezatenvQjf geschoten haddpn ^wereldkundig te maken, moest natuurlijk voor
zulk. epn;;,vögigrióok...eep- nieuwe, naam-,gekozen worden. Het ongelukkigste der
.zaak is,«dat, inf.dp% Ite^dshkoen'eniepde<zucht tot-auteursmem, groote, werkelijk
bekwaïp.e, mannen zijnijyipprgegaan, InjEngeland zijn de:quasi-naturalisten er steeds
op'uijt omâ.hll^p met be,t^d’oçlypm^^kapçlers ,namgnrwederkeerig te doen noemen
.^verSéuiWjgen!)/,, eiken vogel, die, ook maar de'minste, onbelangrijkste,modificatie
in 'kleur ^vertoont, "mnmiddellijk, als éene - nieu\te-*%oort,~ met den naam eens
.vriends Ce bestempelen en. onder-dien naam |e^p£ëhrjjven, .zoodat A. heden zoo’n
«JlbÈfemaar ^zijn vriend VH e n B. morgen 'we'dérkeerig eene andere naar zijn
vriend A. •-noemt. Opidfejwijz'e' trouvvens,i,s betrgeffiakkelijk te beweren, dat thans
mëbmdan 12,000-verschillende^ vo^fejljbekend zijn, terwijl er nog geen dertig jaar
%elëden" ^lecjits ruim 0000 besclnmou Waren.
, Keeren wij echter tot den- Grooten Bonten Specht, die evenmin van dergelijke
miskennin.gris - verschoond gebléven, terug.
'Gedurende het watjne seizoen deelt hij in digte, houtrijke streken; hij verlaat
Jlje .gewoOhUik in .Septèifiber met;ÿljne jongen, is later alleen of gepaard, en
zyverft tot iLë^ yolgende.,voorjaar langs straatweggen, boerderijen, en zelfs in de
■tuinen dé r. 'steden rond. Terwijl- men hem aan zijn bontkleurig gevederte gemak-
kelijké^bpclerschpidt-r danr dë» Groene, vroeger beschreven soort, zijn daarentegen
zijne bewegingen .nagenoeg geheel gelijk aan die van alle andere Spechten. Men