HET BLAAUWBOKSTJE.
SYLVIA SUEGICA.
Blaauwborstjes komen, wat hun ligchaamsvorm betreft, geheel en al met de
eigenlijke Nachtegalen (namelijk,* met den' Nachtegaal en den Sprosser alleen) overeen;
zij, onderscheiden zich-van dezen,alleen door hun minder afgeronden staart
en ;dqöf, de fraaije keuren aan de.'iteëi Ten opzigtë van-de grootte, de algemeene
verhouding der vleugelpennen, de eigenaardigheid der... schubverdeeling aan de
pooteny en dé ‘verschillende bewegingen, jzijn- zij.,volkomen aan onzen Nachtegaal
gelijk: Het Vuurkeeltje< ‘(Sylvia caüiope) uit -Azië, hetwelk soms- tot in Midden-
Europa'verdwaalt, en de Robijn-Nachtegaal *uit het Himalaya-gebergte behooren
in sgelijks éfeot deze groep;
De eigenlijke BlaauwkeeLtjes ,vormen het' ondergeslacht of de groep Cyanecula;
al naar dé zienswijze der verschillende geleerden',,-bestaan ei) óf drie soorten, óf
twee soorten, waarvan óéne twee.-verschillende'rassen voortbrengt. De Blaauw-
bnr&tjesf, welke de vlek op :deK borst, standvastig, bruin of roestrood in plaats
van- wit hébben, zijn in Zweden, Duitschland en Denemarken inheemsch, en
worden dan ook meestal niet als eene soort-,doch als klimaatsverscheidenheid
beschouwd. Het is echter , opmèrkenswaardig,. dat in het Zuiden van Zweden en
in Noorcl-Duitschland beide, namelijk dien met wit en die met rood aan de keel,
brpeijende-worden aangetroffen. Evenzo© is^het-een zonderling verschijnsel, dat bij
de laatstgenoemde variëteit de roode keelvlek nooit wiiwprdt, terwijl van de gewone
soort de mannetjes in hun eerste herfstkleed een roode keelvlek vertoonen, welke
door langzame verkleuring in het voorjaar tot wit overgaat, zoodat het Duitsche
ras eigenlijk het onvolkomen gekleurd Europeesche Blaauwborstje voorstelt.
Het Blaauwborstje bewoont het gèh#ïle gematigde Europa en Siberië; gedurende
den winter (namelijk, als het bij ons winter,is), trekt het naar Noprd-Afrika, en
kü den herfst, alsmede in het voorjaar komen de Blaauwborstjes, dikwijls vrij